====== Psalm 111 ====== 111:1 Looft, Hallelu//jah, looft// den HEER!\\ Mijn //ganse hart verheft Zijn// eer;\\ Ik //zal Zijn naam en grootheid// prijzen;\\ 'k Zal, //met d' op//rech//ten on//derling\\ Ver//eend, in hun ver//gadering\\ En //raad, Hem plechtig eer be//wijzen.\\ \\ 111:2 Des HEEREN wer//ken zijn// zeer groot;\\ Wie //ooit daarin zijn lust ge//noot,\\ Door//zoekt die ijv'rig en be//stendig;\\ Zijn //doen is// en//kel ma//jesteit,\\ Aan//biddelijke// heerlijkheid,\\ En //Zijn gerechtigheid on//endig.\\ \\ 111:3 Hij maakte, Hij, //die heer//lijk is,\\ Zijn //wond'ren een gedachte//nis;\\ Hij //is barmhartig en ge//nadig;\\ Hij //gaf hun,// die //Hem vre//zen, spijs;\\ En, //Zijnen groten// naam ten prijs,\\ Ge//denkt Hij Zijns verbonds ge//stadig.\\ \\ 111:4 Hij heeft de kracht //Zijns werks// getoond\\ Aan //'t volk, waarbij Hij gunstrijk// woont;\\ Hij //gaf, ten hunnen nutt' en// voordeel,\\ Hun //d' erve// van //het hei//dendom.\\ Des //HEEREN werken// zijn alom\\ En //altoos waarheid, recht en// oordeel.\\ \\ 111:5 't Is trouw, al wat //Hij ooit// beval;\\ Het //staat op recht en waarheid// pal,\\ Als //op onwrikb're steunpi//laren;\\ Hij //is het,// die //verlos//sing zond\\ Aan //al Zijn volk; Hij// zal 't verbond\\ Met //hen in eeuwigheid be//waren.\\ \\ 111:6 Zijn naam is hei//lig en// geducht;\\ De //vijand beeft op Zijn ge//rucht;\\ Maar //'s HEEREN vrees zal altoos// wezen\\ 't Be//gin der// wijs//heid; wien// Gods hand\\ Die //doet betrachten,// heeft verstand;\\ Zijn //naam blijft eeuwiglijk ge//prezen.