====== Psalm 36 ====== 36:1 Het //trots gedrag des bozen// doet\\ Mij //spreken in 't beklemd ge//moed:\\ "Gods //vrees is uit zijn// ogen,"\\ Wijl //hij zolang zichzelven// vleit,\\ Tot //God zijn ongerechtig//heid\\ Niet //langer kan ge//dogen.\\ Be//drog en onrecht spreekt zijn// mond:\\ 't Ver//stand laat na, den waren// grond\\ Van //'t weldoen op te// merken;\\ Des //nachts is 't kwaad zijn over//leg;\\ Hij //stelt zich op een bozen// weg,\\ En //schuwt geen snode// werken.\\ \\ 36:2 Uw //goedheid, HEER, is hemel//hoog;\\ Uw //waarheid tot den wolken//boog;\\ Uw //recht is als Gods// bergen;\\ Uw //oordeel grond'loos; Gij be//hoedt,\\ En //zegent mens en beest, en// doet\\ Uw //hulp nooit vrucht'loos// vergen.\\ Hoe //groot is Uw goedgunstig//heid!\\ Hoe //zijn Uw vleug'len uitge//breid!\\ Hier //wordt de rust ge//schonken;\\ Hier //'t vette van Uw huis ge//smaakt;\\ Een //volle beek van wellust// maakt\\ Hier //elk in liefde// dronken.\\ \\ 36:3 Bij //U, HEER, is de levens//bron;\\ Uw //licht doet, klaarder dan de// zon,\\ Ons //'t heuglijk licht aan//schouwen.\\ Wees, //die U kennen, mild en// goed,\\ En //toon d' oprechten van ge//moed\\ Uw //recht, waar z' op ver//trouwen.\\ Dat //mij nooit trotse voet ver//trapp',\\ Noch //boze hand in balling//schap\\ El//lendig om doe// zwerven.\\ Daar //zijn de werkers van het// kwaad\\ Ge//vallen in een jammer//staat,\\ Waa//rin zij hulp'loos// sterven.