Gezang 25

25:1 Alle roem is uitgesloten
onverdiende zaligheen
heb ik van mijn God genoten,
'k roem in vrije gunst alleen!
Ja, eer ik nog was geboren,
eer Gods hand, die alles schiep,
iets uit niet tot aanzijn riep,
heeft zijn liefde mij verkoren:
God is liefd', o englenstem,
mensentong verheerlijkt Hem!

25:2 Alzo lief had God de wereld,
dat Hij zijn geliefde Zoon
voor de afgevallen wereld
overgaf aan smaad en hoon.
Ja, toen wij nog zondaars waren,
schonk de Vader ons gena,
leed de Zoon op Golgotha,
stierf voor ons, die zondaars waren:
God is liefd', o englenstem,
mensentong verheerlijkt Hem!

25:3 Dat heet weergalooz' ontferming,
dat genade, rijk en vrij!
God schenkt redding en bescherming,
aan verloornen, ook aan mij.
Ja, wanneer mijn onvermogen,
en mijn diep bederf mij smart,
toont mij 't godlijk Vaderhart
zijn verlossend mededogen:
God is liefd', o englenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!

25:4 Kan een vrouw haar kind vergeten,
als haar zuigling schreit van pijn?
Zou z' een ware moeder heten,
en zo weinig moeder zijn?
Maar, al kon dit moogelijk wezen,
Vader! Die mijn noden ziet,
Vader! Gij vergeet mij niet;
neen, dit heb ik nooit te vrezen:
God is liefd' o englenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!

25:5 Zal eens 't graf mijn stof verzaamlen,
juichend zal, in stervenspijn,
't laatste woord, dat ik zal staamlen,
vrije gunst, genade zijn;
ja, die zal ik eeuwig danken,
waar 'k den Vader, Geest en Zoon
eeuwig lofzing voor den troon,
dan herhaal ik nog die klanken:
God is liefd' o englenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!