| Zingen | Psalm 111:1,31 Looft, Hallelujah, looft den HEER!
Mijn ganse hart verheft Zijn eer;
Ik zal Zijn naam en grootheid prijzen;
'k Zal, met d' oprechten onderling
Vereend, in hun vergadering
En raad, Hem plechtig eer bewijzen.
3 Hij maakte, Hij, die heerlijk is,
Zijn wond'ren een gedachtenis;
Hij is barmhartig en genadig;
Hij gaf hun, die Hem vrezen, spijs;
En, Zijnen groten naam ten prijs,
Gedenkt Hij Zijns verbonds gestadig.
 |
| Belijdenis | |
| Zingen | Psalm 148:4,54 Looft, kruipend wild en tam gediert';
Looft, vogels, Hem, die 't al bestiert;
Gij, koningen en rechters, saâm;
Gij, vorsten, volken, roemt Gods naam;
Gij, maagden, en gij, jongelingen,
Laat nimmer af Zijn lof te zingen;
Eerwaarde grijsheid, frisse jeugd,
Weest in den God uws heils verheugd!
5 Looft, looft, met waar' erkentenis
Zijn naam, die hoog verheven is;
Dewijl Zijn wond're majesteit
Door aard' en hemel is verspreid.
Hij wou den hoorn, zo vol vermogen,
Den roem van Israël verhogen;
Dat woont bij Hem, 't heeft zingensstof:
Looft God; zingt eeuwig 's HEEREN Lof!
 |
| Lezen | Psalm 9:1-171 Voor de koorleider. Op de wijze van: De dood van de zoon. Een psalm van David. 2 Ik zal U loven, Here, met mijn ganse hart, ik wil al uw wonderen verhalen; 3 in U wil ik mij verheugen en juichen, uw naam psalmzingen, o Allerhoogste, 4 nu mijn vijanden terugdeinzen, struikelen en vergaan voor uw aangezicht. 5 Want mijn pleitzaak en mijn geding hebt Gij berecht, als rechtvaardig rechter de rechterstoel bestegen. 6 Gij hebt de volken gedreigd, de goddelozen te gronde gericht, hun naam hebt Gij uitgewist voor altoos en immer; 7 de vijanden zijn weg - eeuwige puinhopen - , want steden hebt Gij verwoest, zelfs hun gedachtenis is vergaan. 8 Maar de Here zetelt voor eeuwig, zijn rechterstoel heeft Hij ten gerichte gezet; 9 ja, Hij oordeelt de wereld in gerechtigheid, Hij richt de natiën in rechtmatigheid. 10 Daarom is de Here een burcht voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood. 11 Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here. 12 Psalmzingt de Here, die op Sion woont, verkondigt onder de volken zijn daden; 13 Want Hij, die de bloedschuld wreekt, gedenkt hunner, het geroep der ellendigen vergeet Hij niet. 14 Wees mij genadig, Here; zie mijn ellende, door mijn haters mij berokkend, Gij, die mij opheft uit de poorten des doods, 15 opdat ik verhale al uw roemrijke daden, in de poorten der dochter van Sion juiche over uw heil. 16 De volken zijn verzonken in de kuil die zij dolven; in het net dat zij verborgen, raakte hun voet verward. 17 De Here deed Zich kennen, Hij handhaafde het recht; in het werk van zijn handen is de goddeloze verstrikt. higgajon, sela. |
| Lezen | Jesaja 121 En gij zult te dien dage zeggen: Ik loof U, Here, omdat Gij toornig op mij zijt geweest; uw toorn heeft zich afgewend en Gij vertroost mij. 2 Zie, God is mijn heil, ik vertrouw en vrees niet, want mijn sterkte en mijn psalm is de Here Here, en Hij is mij tot heil geweest. 3 Dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils. 4 En gij zult te dien dage zeggen: Looft de Here, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn daden bekend, vermeldt, dat zijn naam verheven is. 5 Psalmzingt de Here, want Hij heeft grootse dingen gedaan; dit worde bekendgemaakt op de ganse aarde. 6 Juicht en jubelt, inwoners van Sion, want groot in uw midden is de Heilige Israëls. |
| Gebed | |
| Collecte | |
| Zingen | Psalm 9:1,2,5,10,111 Ik zal met al mijn hart den HEER,
Blijmoedig geven lof en eer;
Mijn tong zal mijn gemoed verzellen,
En al Uw wonderen vertellen.
2 Ik zal in U, mijn God, van vreugd
Opspringen, in den geest verheugd;
Uw naam zal door mijn psalmgezangen,
O Allerhoogste, lof ontvangen.
5 Gij scholdt de heid'nen keer op keer;
En wierpt de goddelozen neer;
Hun naam, hun roem hebt Gij vertreden,
En uitgedelgd in eeuwigheden.
10 Hij, die Uw naam in waarheid kent,
Zal, HEER, op U in zijn ellend'
Vertrouwen, wijl Gij nooit liet zuchten
Hen, die gelovig tot U vluchten.
11 Zingt zingt den HEER, die eeuwig leeft,
Die Sion tot Zijn woning heeft;
En laat voor aller volken oren,
Met psalmgezang, Zijn daden horen.
 |
| Catechismus | Zondag 47122 Wat is de eerste bede? “Uw Naam worde geheiligd”. Dat is: Geef ons eerstelijk, dat wij U recht kennen, en U in al Uw werken, in welke Uw almachtigheid, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid klaarlijk schijnt, heiligen, roemen en prijzen; daarna ook dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken, alzo schikken en richten, dat Uw Naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde. |
| Preek | |
| Zingen | Psalm 72:9,119 De stedelingen zullen bloeien,
Gelijk het malse kruid.
Zijn naam en roem zal eeuwig groeien;
Ook zal, eeuw in, eeuw uit,
Het nageslacht Zijn grootheid zingen,
Zolang het zonlicht schijn',
Hun zal een schat van zegeningen,
In Hem, ten erfdeel zijn.
11 Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen;
Men loov' Hem vroeg en spâ;
De wereld hoor', en volg' mijn zangen,
Met Amen, Amen, na.
 |
| Dankgebed | |
| Zingen | Psalm 21:1313 Verhoog, o HEER, Uw naam en kracht;
Zo zal ons vrolijk zingen
Door lucht en wolken dringen;
Zo wordt Uw heerschappij en macht
Door ons, nog eeuwen lang,
Geloofd met psalmgezang.
 |