14 december10.30 uur15.00 uur

10.30 uur15.00 uur

ZingenPsalm 92:1,21 Laat ons den rustdag wijden
Met psalmen tot Gods
eer.
't Is goed, o Opperheer,
Dat w' ons in U ver
blijden;
't Zij d' ochtendstond, vol zoetheid,
Ons stelt Uw gunst in
't licht,
't Zij ons de nacht bericht
Van Uwe trouw en
goedheid.

2 't Voegt ons met blijde klanken,
Door 't voorbedachte
lied,
Hem, die het al gebiedt,
Op harp en luit te
danken.
Gij hebt door Uw vermogen,
O HEER, mijn hart ver
heugd;
Ik zal, verrukt van vreugd,
Uw grote daân ver
hogen.

Wet
ZingenPsalm 92:3,73 Hoe groot zijn, HEER, Uw werken!
Hoe ver gaat Uw be
leid!
Gij stelt, met mogendheid,
Elk deel zijn juiste
perken.
Een ziel, aan 't stof gekluisterd,
Beseft Uw daden
niet;
Geen dwaas weet, wat hij ziet;
Zijn oordeel is ver
duisterd.

7 't Rechtvaardig volk zal bloeien,
Gelijk op Liba
non,
Bij 't koest'ren van de zon,
De palm en ceder
groeien.
Zij, die in 't huis des HEEREN,
In 't voorhof zijn ge
plant,
Zien door des Hoogsten hand
Hun wasdom steeds ver
meêren.

LezenRomeinen 5:1-111 Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, 2 door wie wij ook de toegang hebben verkregen [in het geloof] tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. 3 En niet alleen (hierin), maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, 4 en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; 5 en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is, 6 zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven. 7 Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven - maar misschien heeft iemand nog de moed voor een goede te sterven - 8 God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. 9 Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. 10 Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft; 11 en dát niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus [Christus], door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben.
Gebed
TekstRomeinen 5:88 God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.
Preek
ZingenPsalm 23:11 De God des heils wil mij ten Herder wezen;
'k Heb geen gebrek, 'k heb geen gevaar te vrezen.
Hij zal mij zacht, in liefelijke weiden,
Aan d' oevers van zeer stille waat'ren leiden.
Hij sterkt mijn ziel; richt, om Zijn naam, mijn treden
In 't effen spoor van Zijn gerechtigheden.

LezenAvondmaalsformulier deel 1Geliefden in den Here Jezus Christus, hoort aan de woorden der inzetting van het Heilig Avondmaal van onzen Here Jezus Christus, welke ons beschrijft de Heilige Apostel Paulus:
„Ik heb van den Here ontvangen, hetgeen ik u ook overgegeven heb, dat de Here Jezus, in de nacht in welke Hij verraden werd, het brood nam; en als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet; dat is mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook de drinkbeker na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het nieuwe Testament in mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij (die) zult drinken, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de dood des Heren, totdat Hij komt. Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of de drinkbeker des Heren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heren. Maar de mens beproeve zichzelf, en ete alzo van het brood, en drinke van de drinkbeker. Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heren.”
Opdat wij nu tot onze troost des Heren Avondmaal mogen houden, is ons vóór alle dingen nodig, dat wij ons tevoren recht beproeven; ten andere, dat wij het tot dat einde richten, waartoe het de Here Christus verordineerd en ingesteld heeft, namelijk, tot zijn gedachtenis.
De waarachtige beproeving van onszelf bestaat in deze drie stukken:
Ten eerste, bedenke een iegelijk bij zichzelf zijn zonden en vervloeking, opdat hij zichzelf mishage, en zich voor God verootmoedige, aangezien de toorn Gods tegen de zonde zo groot is, dat Hij die (eer Hij ze ongestraft liet blijven) aan zijn lieven Zoon Jezus Christus, met de bittere en smadelijke dood des kruises gestraft heeft.
Ten andere, onderzoeke een iegelijk zijn hart, of hij ook deze gewisse belofte Gods gelooft, dat hem al zijn zonden, alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus, vergeven zijn, en de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigen toegerekend en geschonken is, ja zo volkomen, alsof hij zelf in eigen persoon voor al zijn zonden betaald, en alle gerechtigheid volbracht had.
Ten derde, onderzoeke een iegelijk zijn consciëntie, of hij ook gezind is, voortaan met zijn ganse leven waarachtige dankbaarheid jegens God den Here te bewijzen, en voor het aangezicht Gods oprecht te wandelen; insgelijks, of hij zonder enige geveinsdheid (alle vijandschap, haat en nijd van harte afleggende) een ernstig voornemen heeft, om van nu voortaan in waarachtige liefde en enigheid met zijn naasten te leven.
Allen dan, die alzo gezind zijn, die wil God gewis in genade aannemen, en voor waardige medegenoten van de tafel zijns Zoons Jezus Christus houden. Daarentegen die dit getuigenis in hun harten niet gevoelen, die eten en drinken zichzelf een oordeel. Waarom wij ook, naar het bevel van Christus en van den Apostel Paulus, allen die zich met deze navolgende ergerlijke zonden besmet weten, vermanen, van de tafel des Heren zich te onthouden, en hun verkondigen, dat zij geen deel in het rijk van Christus hebben; als daar zijn: alle afgodendienaars; allen, die gestorven heiligen, engelen of andere schepselen aanroepen; allen, die de beelden eer aandoen; alle tovenaars en waarzeggers, die vee of mensen, mitsgaders andere dingen, zegenen, en die aan zulke zegening geloof hechten; alle verachters van God, van zijn Woord, en van de Heilige Sacramenten; alle Godslasteraars; allen, die tweedracht, sekten en muiterij in kerken en wereldlijke regeringen begeren aan te richten; alle meinedigen; allen, die hun ouderen en overheden ongehoorzaam zijn; alle doodslagers, kijvers, en die in haat en nijd tegen hun naasten leven; alle echtbrekers, hoereerders, dronkaards, dieven, woekeraars, rovers, spelers, gierigaards, en al degenen, die een ergerlijk leven leiden. Deze allen, zo lang zij in zulke zonden blijven, zullen zich van deze spijze (welke Christus alleen voor zijn gelovigen verordineerd heeft) onthouden, opdat hun gericht en verdoemenis niet des te zwaarder worde.
Maar dit wordt ons, geliefde Broeders en Zusters, niet voorgehouden, om de verslagen harten der gelovigen kleinmoedig te maken, alsof niemand tot het Avondmaal des Heren gaan mocht, dan die zonder enige zonde ware. Want wij komen niet tot dit Avondmaal, om daarmede te betuigen, dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn; maar integendeel, aangezien wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, zo bekennen wij daarmede, dat wij midden in de dood liggen. Daarom, al is het dat wij nog vele gebreken en ellendigheid in ons bevinden, als namelijk: dat wij geen volkomen geloof hebben, dat wij ons ook met zulke ijver om God te dienen niet begeven, als wij schuldig zijn; maar dagelijks met de zwakheid onzes geloofs, en de boze lusten onzes vleses te strijden hebben; nochtans, desniettegenstaande, overmits ons (door de genade des Heiligen Geestes) zulke gebreken van harte leed zijn, en wij begeren tegen ons ongeloof te strijden, en naar alle geboden Gods te leven; zo zullen wij gewis en zeker zijn, dat geen zonde noch zwakheid, die nog (tegen onze wil) in ons overgebleven is, ons kan hinderen, dat ons God niet in genade zou aannemen, en alzo dezer hemelse spijze en drank waardig en deelachtig maken.

Ten andere, laat ons nu ook overdenken, waartoe ons de Here zijn Avondmaal heeft ingezet: namelijk, dat wij zulks doen zouden tot zijn gedachtenis. Maar aldus zullen wij Zijner daarbij gedenken:
Eerstelijk, dat wij ganselijk in onze harten vertrouwen, dat onze Here Jezus Christus (naar luid van de beloften, die den voorvaderen in het Oude Testament van het begin af geschied zijn) van den Vader in deze wereld gezonden is, ons vlees en bloed heeft aangenomen, de toorn Gods (onder welke wij eeuwig hadden moeten verzinken) van het begin zijner menswording tot het einde zijns levens op aarde voor ons heeft gedragen, en alle gehoorzaamheid en gerechtigheid der Goddelijke wet voor ons heeft vervuld; voornamelijk, toen Hem de last van onze zonden, en van de toorn Gods, het bloedige zweet in de hof uitgedrukt heeft; waar Hij gebonden werd, opdat Hij ons zou ontbinden; daarna ontallijke smaadheden geleden heeft, opdat wij nimmermeer te schande zouden worden; onschuldig ter dood veroordeeld is, opdat wij voor het gericht Gods zouden vrijgesproken worden; ja zijn gezegend lichaam aan het kruis heeft laten nagelen, opdat Hij het handschrift onzer zonden daaraan zou hechten; en heeft alzo de vervloeking van ons op zich geladen, opdat Hij ons met zijn zegening vervullen zou; en heeft zich vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, met lichaam en ziel, aan het hout des kruises, toen Hij riep met luider stem: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” opdat wij tot God zouden genomen, en nimmermeer van Hem verlaten worden; en heeft eindelijk met zijn dood en bloedstorting het nieuwe en eeuwige Testament, het verbond der genade en der verzoening, besloten, toen Hij zeide: „Het is volbracht”.
En opdat wij vastelijk zouden geloven, dat wij tot dit genadeverbond behoren, „nam de Here in zijn laatste Avondmaal het brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en gaf het zijn discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot mijn gedachtenis. Desgelijks na het Avondmaal, nam Hij de drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun die, zeggende: Drinkt allen daaruit; deze drinkbeker is het nieuwe Testament in mijn bloed, hetwelk voor u en voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden; doet dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, tot mijn gedachtenis”; dat is: zo dikwijls als gij van dit brood eet, en van deze beker drinkt, zult gij daardoor als door een gewisse gedachtenis en pand, vermaand en verzekerd worden van deze mijn hartelijke liefde en trouw jegens u, dat Ik voor u (daar gij anders de eeuwige dood hadt moeten sterven) mijn lichaam aan het hout des kruises in de dood geve, en mijn bloed vergiete, en uw hongerige en dorstige zielen met dit mijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven spijze en lave, even zeker, als een iegelijk dit brood voor zijn ogen gebroken, en deze beker hem gegeven wordt, en gij die tot mijn gedachtenis met uw mond eet en drinkt.
Uit deze inzetting des Heiligen Avondmaals van onzen Here Jezus Christus zien wij, dat Hij ons geloof en betrouwen op zijn volkomen offerande (die eenmaal aan het kruis geschied is) als op de enige grond en fondament onzer zaligheid wijst, waar Hij onzen hongerigen en dorstigen zielen tot een waarachtige spijze en drank des eeuwigen levens geworden is. Want door zijn dood heeft Hij de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, namelijk de zonde, weggenomen, en ons den levendmakenden Geest verworven; opdat wij door dien Geest (die in Christus, als in het Hoofd, en in ons als zijn lidmaten woont) met Hem waarachtige gemeenschap zouden hebben, en al zijn goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en de heerlijkheid, deelachtig worden.
Daarbenevens, dat wij ook door denzelfden Geest onder elkander, als lidmaten van één lichaam, in waarachtige broederlijke liefde verbonden worden; gelijk de Heilige Apostel spreekt: „Eén brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn”. Want gelijk uit vele graankorrels één meel gemalen, en één brood gebakken wordt, en uit vele beziën, samengeperst zijnde, één wijn en drank vliet, en zich ondereen vermengt; alzo zullen wij allen, die door het waarachtig geloof Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde, om Christus’, onzen lieven Zaligmakers, wil, die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad, allen te zamen één lichaam zijn, en zulks niet alleen met woorden, maar ook met de daad jegens elkander bewijzen.
Daartoe helpe ons de almachtige, barmhartige God en Vader van onzen Here Jezus Christus, door zijn Heiligen Geest. Amen.

Opdat wij dan dit alles mogen verkrijgen, laat ons onszelf voor God verootmoedigen, en Hem met waarachtig geloof om zijn genade aanroepen:

Barmhartige God en Vader, wij bidden U, dat Gij in dit Avondmaal (waarin wij oefenen de heerlijke gedachtenis van de bittere dood van uw lieven Zoon Jezus Christus) door uw Heiligen Geest in onze harten wilt bewerken, dat wij ons met waarachtig vertrouwen aan uw Zoon Jezus Christus hoe langer hoe meer overgeven, opdat onze bezwaarde en verslagen harten met zijn waarachtig lichaam en bloed, ja met Hem, waarachtig God en mens, het enige hemelse brood, door de kracht des Heiligen Geestes gespijzigd en gelaafd worden; en dat wij niet meer in onze zonden, maar Hij in ons, en wij in Hem leven, en zo waarachtig het nieuwe en eeuwige testament en verbond der genade deelachtig zijn mogen, dat wij niet twijfelen, of Gij zult eeuwig onze genadige Vader zijn, ons onze zonden nimmermeer toerekenende, en met alle dingen aan lichaam en ziel verzorgende, als uw lieve kinderen en erfgenamen.
Verleen ons ook uw genade, dat wij, getroost ons kruis op ons nemende, onszelf verloochenen, onzen Heiland belijden, en in alle droefenis met een opgeheven hoofd onzen Here Jezus Christus uit de hemel verwachten, waar Hij onze sterfelijke lichamen aan zijn verheerlijkt lichaam gelijk maken, en ons tot zich nemen zal in eeuwigheid.
Verhoor ons, o God en barmhartige Vader, door Jezus Christus, die ons aldus heeft leren bidden:
Onze Vader, die in de hemelen zijt;
Uw naam worde geheiligd.
Uw koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.
Want uw is het koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid in der eeuwigheid.
Wil ons ook door dit Heilig Avondmaal sterken in het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof, waarvan wij belijdenis doen met mond en hart, sprekende:
Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onzen Here; die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle; ten derden dage wederom opgestaan van de doden; opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders; van waar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
Ik geloof in den Heiligen Geest. Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen; vergeving der zonden; wederopstanding des vleses; en een eeuwig leven. Amen.
ZingenPsalm 23:2,32 Ik vrees niet, neen, schoon ik door duistre dalen;
In doodsgevaar, bekommerd om moest dwalen,
Gij blijft mij bij in alle tegenspoeden;
Uw stok en staf zal mij altoos behoeden.
Gij troost mijn ziel, en richt, in mededogen,
De tafel aan, voor mijner haat'ren ogen.

3 Gij zalft mijn hoofd; Gij doet mijn blijdschap groeien,
En van Uw heil mijn beker overvloeien.
Het zalig goed, mij door Uw gunst gegeven,
Verlaat mij niet, maar volgt mij al mijn leven;
Zodat ik in het heilig huis des HEEREN,
Een lange reeks van dagen, blijf verkeren.

LezenAvondmaalsformulier deel 2Opdat wij dan met het waarachtige hemelse brood Christus gespijzigd mogen worden, zo laat ons met onze harten niet aan de uiterlijke tekenen van brood en wijn blijven hangen; maar onze harten opwaarts in de hemel verheffen, waar Jezus Christus is, onze Voorspraak, ter rechterhand zijns hemelsen Vaders, waarheen ook ons de Artikelen van ons christelijk geloof wijzen; niet twijfelende, of wij zullen zo waarachtig door de werking des Heiligen Geestes met zijn lichaam en bloed aan onze zielen gespijzigd en gelaafd worden, als wij het heilige brood en de heilige drank tot zijn gedachtenis ontvangen.

(Bij het breken en uitdelen des broods spreekt de dienaar:)
„Het brood, dat wij breken, is de gemeenschap des lichaams van Christus.” Neemt, eet, gedenkt, en gelooft, dat het lichaam van onzen Here Jezus Christus gebroken is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.

(En als hij den drinkbeker geeft:)
„De drinkbeker der dankzegging, die wij dankzeggende zegenen, is de gemeenschap des bloeds van Christus.” Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft, dat het dierbaar bloed van onzen Here Jezus Christus vergoten is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.
Collecte
ZingenPsalm 103:2,5,62 Loof Hem, die u, al wat gij hebt misdreven,
Hoeveel het zij, genadig wil vergeven;
Uw krankheên kent en liefderijk geneest;
Die van 't verderf uw leven wil verschonen,
Met goedheid en barmhartigheên u kronen;
Die in den nood uw redder is geweest.

5 Hij zal Zijn volk niet eindeloos kastijden,
Noch eeuwiglijk Zijn gramschap ons doen lijden.
Hij is het, die ons Zijne vriendschap biedt.
Hij handelt nooit met ons naar onze zonden;
Hoe zwaar, hoe lang wij ook Zijn wetten schonden,
Hij straft ons, maar naar onze zonden niet.

6 Zo hoog Zijn troon moog' boven d' aarde wezen,
Zo groot is ook voor allen, die Hem vrezen,
De gunst, waarmee Hij hen wil gadeslaan;
Zo ver het west verwijderd is van 't oosten,
Zo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten,
Van ons de schuld en zonden weggedaan.

LezenAvondmaalsformulier deel 3Geliefden in den Here, dewijl de Here nu aan zijn tafel onze zielen gespijzigd heeft, zo laat ons altezamen zijn naam met dankzegging prijzen; en een iegelijk spreke in zijn hart aldus:

1. Loof den Here, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, zijn heilige naam.
2. Loof den Here, mijn ziel, en vergeet geen van zijn weldaden.
3. Die al uw ongerechtigheid vergeeft; die al uw krankheden geneest;
4. die uw leven verlost van het verderf; die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden.
8. Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en groot van goedertierenheid.
9. Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk de toorn behouden.
10. Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.
11. Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen.
12. Zo ver het Oosten is van het Westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.
13. Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt zich de Here over degenen, die Hem vrezen.
Die ook zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, en ons alles met Hem geschonken. Daarom, bevestigt God daarmede zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren, zo zullen wij ook veel meer door Hem behouden worden van zijn toom, nadat wij door zijn bloed gerechtvaardigd zijn. Want indien wij met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, toen wij nog vijanden waren, veel meer zullen wij behouden worden door zijn leven, nadat wij met Hem verzoend zijn. Daarom zal mijn mond en hart des Heren lof verkondigen, van nu aan tot in der eeuwigheid. Amen.

[Dankgebed:]
O barmhartige God en Vader, wij danken U van ganser harte, dat Gij uit grondeloze barmhartigheid ons uw eniggeboren Zoon tot een Middelaar en offer voor onze zonden, en tot een spijze en drank des eeuwigen levens geschonken hebt; en dat Gij ons geeft een waarachtig geloof, waardoor wij zulke uw weldaden deelachtig worden. Gij hebt ons ook, tot sterking daarvan, door uw lieven Zoon Jezus Christus het Heilig Avondmaal laten instellen en verordenen. Wij bidden U, o getrouwe God en Vader, dat Gij door de werking uws Heiligen Geestes de gedachtenis van onzen Here Jezus Christus, en de verkondiging van zijn dood, ons tot dagelijks toenemen in het rechte geloof, en in de zalige gemeenschap van Christus wilt laten gedijen; door Hem, uw lieven Zoon Jezus Christus. Amen.
ZingenPsalm 103:9,119 Maar 's HEEREN gunst zal over die Hem vrezen,
In eeuwigheid altoos dezelfde wezen;
Zijn trouw rust zelfs op 't late nageslacht,
Dat zijn verbond niet trouweloos wil schenden,
Noch van Zijn wet afkerig d' oren wenden,
Maar die, naar eis van Gods verbond, betracht.

11 Looft, looft den HEER, gij Zijne legerscharen,
Wier lust het is, op Zijnen wenk te staren.
Dat hemel, aard', en zee, en berg, en dal,
Hoe ver men ook Zijn scepter ziet regeren,
Nu Zijnen naam en grote deugden eren;
En gij, mijn ziel, loof gij Hem bovenal.

ZingenPsalm 111:1,31 Looft, Hallelujah, looft den HEER!
Mijn ganse hart verheft Zijn eer;
Ik zal Zijn naam en grootheid prijzen;
'k Zal, met d' oprechten onderling
Vereend, in hun vergadering
En raad, Hem plechtig eer bewijzen.

3 Hij maakte, Hij, die heerlijk is,
Zijn wond'ren een gedachtenis;
Hij is barmhartig en genadig;
Hij gaf hun, die Hem vrezen, spijs;
En, Zijnen groten naam ten prijs,
Gedenkt Hij Zijns verbonds gestadig.

Belijdenis
ZingenPsalm 148:4,54 Looft, kruipend wild en tam gediert';
Looft, vogels, Hem, die 't al bestiert;
Gij, koningen en rechters, saâm;
Gij, vorsten, volken, roemt Gods naam;
Gij, maagden, en gij, jongelingen,
Laat nimmer af Zijn lof te zingen;
Eerwaarde grijsheid, frisse jeugd,
Weest in den God uws heils verheugd!

5 Looft, looft, met waar' erkentenis
Zijn naam, die hoog verheven is;
Dewijl Zijn wond're majesteit
Door aard' en hemel is verspreid.
Hij wou den hoorn, zo vol vermogen,
Den roem van Israël verhogen;
Dat woont bij Hem, 't heeft zingensstof:
Looft God; zingt eeuwig 's HEEREN Lof!

LezenPsalm 9:1-171 Voor de koorleider. Op de wijze van: De dood van de zoon. Een psalm van David. 2 Ik zal U loven, Here, met mijn ganse hart, ik wil al uw wonderen verhalen; 3 in U wil ik mij verheugen en juichen, uw naam psalmzingen, o Allerhoogste, 4 nu mijn vijanden terugdeinzen, struikelen en vergaan voor uw aangezicht. 5 Want mijn pleitzaak en mijn geding hebt Gij berecht, als rechtvaardig rechter de rechterstoel bestegen. 6 Gij hebt de volken gedreigd, de goddelozen te gronde gericht, hun naam hebt Gij uitgewist voor altoos en immer; 7 de vijanden zijn weg - eeuwige puinhopen - , want steden hebt Gij verwoest, zelfs hun gedachtenis is vergaan. 8 Maar de Here zetelt voor eeuwig, zijn rechterstoel heeft Hij ten gerichte gezet; 9 ja, Hij oordeelt de wereld in gerechtigheid, Hij richt de natiën in rechtmatigheid. 10 Daarom is de Here een burcht voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood. 11 Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here. 12 Psalmzingt de Here, die op Sion woont, verkondigt onder de volken zijn daden; 13 Want Hij, die de bloedschuld wreekt, gedenkt hunner, het geroep der ellendigen vergeet Hij niet. 14 Wees mij genadig, Here; zie mijn ellende, door mijn haters mij berokkend, Gij, die mij opheft uit de poorten des doods, 15 opdat ik verhale al uw roemrijke daden, in de poorten der dochter van Sion juiche over uw heil. 16 De volken zijn verzonken in de kuil die zij dolven; in het net dat zij verborgen, raakte hun voet verward. 17 De Here deed Zich kennen, Hij handhaafde het recht; in het werk van zijn handen is de goddeloze verstrikt. higgajon, sela.
LezenJesaja 121 En gij zult te dien dage zeggen: Ik loof U, Here, omdat Gij toornig op mij zijt geweest; uw toorn heeft zich afgewend en Gij vertroost mij. 2 Zie, God is mijn heil, ik vertrouw en vrees niet, want mijn sterkte en mijn psalm is de Here Here, en Hij is mij tot heil geweest. 3 Dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils. 4 En gij zult te dien dage zeggen: Looft de Here, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn daden bekend, vermeldt, dat zijn naam verheven is. 5 Psalmzingt de Here, want Hij heeft grootse dingen gedaan; dit worde bekendgemaakt op de ganse aarde. 6 Juicht en jubelt, inwoners van Sion, want groot in uw midden is de Heilige Israëls.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 9:1,2,5,10,111 Ik zal met al mijn hart den HEER,
Blijmoedig geven lof en eer;
Mijn tong zal mijn gemoed verzellen,
En al Uw wonderen vertellen.

2 Ik zal in U, mijn God, van vreugd
Opspringen, in den geest verheugd;
Uw naam zal door mijn psalmgezangen,
O Allerhoogste, lof ontvangen.

5 Gij scholdt de heid'nen keer op keer;
En wierpt de goddelozen neer;
Hun naam, hun roem hebt Gij vertreden,
En uitgedelgd in eeuwigheden.

10 Hij, die Uw naam in waarheid kent,
Zal, HEER, op U in zijn ellend'
Vertrouwen, wijl Gij nooit liet zuchten
Hen, die gelovig tot U vluchten.

11 Zingt zingt den HEER, die eeuwig leeft,
Die Sion tot Zijn woning heeft;
En laat voor aller volken oren,
Met psalmgezang, Zijn daden horen.

CatechismusZondag 47122 Wat is de eerste bede?
“Uw Naam worde geheiligd”. Dat is: Geef ons eerstelijk, dat wij U recht kennen, en U in al Uw werken, in welke Uw almachtigheid, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid klaarlijk schijnt, heiligen, roemen en prijzen; daarna ook dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken, alzo schikken en richten, dat Uw Naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde.
Preek
ZingenPsalm 72:9,119 De stedelingen zullen bloeien,
Gelijk het malse kruid.
Zijn naam en roem zal eeuwig groeien;
Ook zal, eeuw in, eeuw uit,
Het nageslacht Zijn grootheid zingen,
Zolang het zonlicht schijn',
Hun zal een schat van zegeningen,
In Hem, ten erfdeel zijn.

11 Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen;
Men loov' Hem vroeg en spâ;
De wereld hoor', en volg' mijn zangen,
Met Amen, Amen, na.

Dankgebed
ZingenPsalm 21:1313 Verhoog, o HEER, Uw naam en kracht;
Zo zal ons vrolijk zingen
Door lucht en wolken dringen;
Zo wordt Uw heerschappij en macht
Door ons, nog eeuwen lang,
Geloofd met psalmgezang.