Psalm 138

138:1 'k Zal met mijn ganse hart Uw eer
Vermelden, HEER,
U dank bewijzen;
'k Zal U in 't midden van de goôn,
Op hogen toon,
Met psalmen prijzen;
Ik zal mij buigen, op Uw eis,
Naar Uw paleis,
Het hof der
ho-ven,
En, om Uw gunst en waarheid saâm,
Uw groten naam
Eerbiedig
loven.

138:2 Door al Uw deugden aangespoord,
Hebt Gij Uw woord
En trouw verheven.
Gij hebt mijn ziel, op haar gebed,
Verhoord, gered,
Haar kracht gegeven.
Al 's aardrijks vorsten zullen, HEER,
Uw lof en eer
Alom doen
ho-ren;
Wanneer de rede van Uw mond,
Op 't wereldrond,
Hun klinkt in
d' oren.

138:3 Dan zingen zij, in God verblijd,
Aan Hem gewijd,
Van 's HEEREN wegen;
Want groot is 's HEEREN heerlijkheid,
Zijn Majesteit
Ten top gestegen;
Hij slaat toch, schoon oneindig hoog,
Op hen het oog,
Die need'rig
knie-len;
Maar ziet van ver met gramschap aan
Den ijd'len waan
Der trotse
zielen.

138:4 Als ik, omringd door tegenspoed,
Bezwijken moet,
Schenkt Gij mij leven;
Is 't, dat mijns vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand
Zal redding geven.
De HEER is zo getrouw, als sterk;
Hij zal Zijn werk
Voor mij vo
len-den,
Verlaat niet wat Uw hand begon,
O Levensbron,
Wil bijstand
zenden.