80:1 Neem, Isrels Herder, neem ter oren;
Die Jozefs kroost, door U verkoren,
Als schapen gunstig hebt geleid;
Die enen troon van heiligheid
U tussen cherubs hebt gesticht;
Verschijn weer blinkend met Uw licht.
80:2 Die glans straal' Efraïm in d' ogen;
Toon Benjamin Uw groot vermogen;
Verlos Manasse tot Uw eer;
Getrouwe Herder, breng ons weer;
Verlos ons, toon ons 't lieflijk licht
Van Uw vertroostend' aangezicht.
80:3 Hoe lang, o HEER der legermachten,
Verwerpt Gij, toornig, onze klachten?
Hoe lang verlaat G' ons in den nood?
Gij spijst Uw volk met tranenbrood;
Gij drenkt het, in zijn jammerstaat,
Met tranen, uit een volle maat.
80:4 In 't bitter leed, dat wij verduren,
Zien w' ons aan onze nageburen,
Helaas, door U ten schimp gesteld,
Ons door hun twisten neergeveld;
Wij zien, daar ons hun haat vertreedt,
Hen spotten om ons harteleed.
80:5 Laat ons, o God der legermachten,
Niet vrucht'loos op Uw bijstand wachten;
Ga onzen haat'ren zelf te keer;
Getrouwe Herder, breng ons weer;
Verlos ons; toon ons 't lieflijk licht
Van Uw vertroostend aangezicht.
80:6 Gij vondt in ons een welbehagen;
Gij bracht, o God, in vroeger dagen,
Uw wijnstok uit Egypteland;
Gij zelf hebt gunstig hem geplant,
Voor hem de volken uitgeroeid,
Hem plaats bereid, hem mild besproeid.
80:7 Hij heeft zijn wortels uitgeschoten;
De bergen werden door zijn loten,
Als waren 't ceed'ren, overdekt;
Hij heeft zijn ranken uitgestrekt,
In zijnen bloei en frissen staat,
Tot aan de zee, tot aan d' Eufraat.
80:8 Waarom hebt Gij zijn muur verbroken,
Hem van Uw zorg en hulp verstoken?
Men plukt, men trapt hem met den voet;
Het boszwijn heeft hem omgewroet,
Het wild gediert' hem afgeweid,
Daar 't zich door 't ganse land verspreid.
80:9 Keer weer, o God der legermachten,
Tot ons, die op Uw bijstand wachten;
Zie uit den hogen hemel neer;
Herstel Uw wijnstok als weleer,
Den stam ter liefd' Uws Zoons geplant,
Dien Gij gesterkt hebt door Uw hand.
80:10 Hij ligt verbrand en afgehouwen.
Als Gij verwoest, wie zal dan bouwen?
Uw hand zij over 's mensen Zoon,
Dien G' U gesterkt hebt tot den troon.
Zo leven wij, door U bevrijd,
Altoos aan Uwen dienst gewijd.
80:11 Behoud ons, HEER der legermachten,
Zo zullen w' ons voor afval wachten;
Zo knielen w' altoos voor U neer.
Getrouwe Herder, breng ons weer;
Verlos ons, toon ons 't lieflijk licht
Van Uw vertroostend aangezicht.