liturgie

Dit is een oude revisie van het document!


18 mei10.30 uur15.00 uur

10.30 uur15.00 uur

ZingenPsalm 105:1,21 Looft, looft, verheugd, den HEER der heren;
Aanbidt Zijn naam, en wilt Hem eren;
Doet Zijne glorierijke daân
Alom den volkeren verstaan,
En spreekt, met aandacht en ontzag,
Van Zijne wond'ren dag aan dag.

2 Juicht elk om strijd met blijde galmen;
Zingt, zingt den Hoogsten vreugdepsalmen;
Beroemt u in Zijn heil'gen naam;
Dat die Hem zoeken, nu te zaâm
Hun hart verenen tot Zijn eer,
En zich verblijden in den HEER!

Wet
ZingenPsalm 105:3,43 Vraagt naar den HEER en Zijne sterkte,
Naar Hem, die al uw heil bewerkte;
Zoekt dagelijks Zijn aangezicht;
Gedenkt aan 't geen Hij heeft verricht,
Aan Zijn doorluchte wonderdaân;
En wilt Zijn straffen gadeslaan.

4 Gij volk, uit Abraham gesproten,
Dat zoveel gunsten hebt genoten,
Gij Jakob's kind'ren', die de HEER
Heeft uitverkoren, meldt Zijn eer.
De HEER is onze God, die d' aard'
Alom door Zijn gericht vervaart.

Lezen1 Kronieken 15:25-16:725 Toen gingen David, de oudsten van Israël en de oversten over duizend heen om met vreugdebetoon de ark van het verbond des Heren over te brengen uit het huis van Obed-Edom. 26 En nu God de Levieten hielp, die de ark van het verbond des Heren droegen, offerden zij zeven stieren en zeven rammen. 27 David was gekleed in een mantel van fijn linnen, evenals al de Levieten die de ark droegen, de zangers, en Kenanja, die over het vervoer en de zangers de leiding had; en David droeg een linnen lijfrok. 28 Geheel Israël haalde de ark van het verbond des Heren onder gejubel en hoorngeschal, met trompetten en cimbalen, spelend op harpen en citers. 29 Toen de ark van het verbond des Heren bij de stad Davids kwam, keek Mikal, de dochter van Saul, uit het venster en zag koning David huppelen en dansen, en zij verachtte hem in haar hart. 1 Nadat zij de ark Gods binnengebracht hadden, zetten zij haar neer midden in de tent die David voor haar gespannen had, en zij brachten brandoffers en vredeoffers voor Gods aangezicht. 2 Toen David gereed was met het brengen van de brandoffers en de vredeoffers, zegende hij het volk in de naam des Heren 3 en deelde uit aan alle Israëlieten, mannen zowel als vrouwen, ieder een brood, een stuk vlees en een druivenkoek. 4 En hij stelde voor de ark des Heren dienaren aan uit de Levieten: om de Here, de God van Israël, te roemen, te loven en te prijzen. 5 Asaf was het hoofd; op hem volgde Zekarja; voorts Jeïel, Semiramot, Jechiël, Mattitja, Eliab, Benaja, Obed-Edom en Jeïel met muziekinstrumenten: harpen en citers: terwijl Asaf op cimbalen, 6 en de priesters Benaja en Jachaziël op trompetten, voortdurend speelden voor de ark van het verbond Gods. 7 Toen, op die dag, droeg David voor de eerste maal Asaf en zijn broeders op, de Here te loven.
LezenPsalm 105:1-151 Looft de Here, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn daden bekend; 2 zingt Hem, psalmzingt Hem, gewaagt van al zijn wonderen. 3 Beroemt u in zijn heilige naam; het hart van wie de Here zoeken, verheuge zich. 4 Vraagt naar de Here en zijn sterkte, zoekt zijn aangezicht bestendig. 5 Gedenkt aan de wonderen, die Hij heeft gedaan, zijn tekenen en de oordelen van zijn mond, 6 gij nakroost van Abraham, zijn knecht, gij kinderen van Jakob, zijn uitverkorenen. 7 Hij, de Here, is onze God, zijn oordelen gaan over de ganse aarde; 8 Hij gedenkt voor eeuwig aan zijn verbond, - het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten - 9 dat Hij met Abraham sloot, en aan zijn eed aan Isaak; 10 ook stelde Hij het voor Jakob tot een inzetting, voor Israël tot een eeuwig verbond, 11 toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaän geven als het u toegemeten erfdeel. 12 Toen zij weinige mensen in getal waren, een kleine schare en vreemdelingen daarin, 13 en van volk tot volk trokken, van het ene koninkrijk tot de andere natie, 14 gedoogde Hij niet, dat enig mens hen verdrukte, en bestrafte Hij koningen om hunnentwil: 15 Raakt mijn gezalfden niet aan, en doet mijn profeten geen kwaad.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 105:5-85 God zal Zijn waarheid nimmer krenken,
Maar eeuwig Zijn verbond gedenken.
Zijn woord wordt altoos trouw volbracht,
Tot in het duizendste geslacht.
't Verbond met Abraham, Zijn vrind,
Bevestigt Hij van kind tot kind.

6 Al wat Hij Izak heeft gezworen,
Heeft Hij ook aan Zijn uitverkoren',
Aan Jakob, tot een wet gesteld,
Van al 't beloofde heil verzeld,
En aan gans Isrel toegezeid
Tot Zijn verbond in eeuwigheid.

7 Hij sprak: "Ik zal de schoonste landen,
'k Zal Kanân leev'ren in uw handen,
't Welk 't snoer uws erfdeels wezen zal."
Het volk was weinig in getal,
't Verkeerde daar als vreemdeling,
Toen 't zulk een gunstrijk woord ontving.

8 Geleid door 's HEEREN alvermogen,
Zijn zij van volk tot volk getogen,
Van 't één naar 't ander rijksgebied.
Hij duldde hun verdrukking niet,
Maar heeft zelfs vorsten op dien tocht,
Om hunnentwil, met straf bezocht.

Tekst1 Kronieken 16:8-228 Looft de Here, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn daden bekend; 9 zingt Hem, psalmzingt Hem, gewaagt van al zijn wonderen. 10 Beroemt u in zijn heilige naam, het hart van wie de Here zoeken, verheuge zich. 11 Vraagt naar de Here en zijn sterkte, zoekt zijn aangezicht bestendig. 12 Gedenkt aan de wonderen die Hij heeft gedaan, zijn tekenen en de oordelen van zijn mond, 13 gij nakroost van Israël, zijn knecht, gij kinderen van Jakob, zijn uitverkorenen. 14 Hij, de Here, is onze God, zijn oordelen gaan over de ganse aarde; 15 Gedenkt voor immer aan zijn verbond, - het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten - 16 dat Hij met Abraham sloot, en aan zijn eed aan Isaak; 17 ook stelde Hij het voor Jakob tot een inzetting, voor Israël tot een eeuwig verbond, 18 toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaän geven als het u toegemeten erfdeel. 19 Toen zij weinige mensen in getal waren, een kleine schare en vreemdelingen daarin, 20 en van volk tot volk trokken, van het ene koninkrijk tot de andere natie, 21 gedoogde Hij niet, dat enig mens hen verdrukte, en bestrafte Hij koningen om hunnentwil: 22 Raakt mijn gezalfden niet aan, en doet mijn profeten geen kwaad.
Preek
ZingenPsalm 111:4,54 Hij heeft de kracht Zijns werks getoond
Aan 't volk, waarbij Hij gunstrijk woont;
Hij gaf, ten hunnen nutt' en voordeel,
Hun d' erve van het heidendom.
Des HEEREN werken zijn alom
En altoos waarheid, recht en oordeel.

5 't Is trouw, al wat Hij ooit beval;
Het staat op recht en waarheid pal,
Als op onwrikb're steunpilaren;
Hij is het, die verlossing zond
Aan al Zijn volk; Hij zal 't verbond
Met hen in eeuwigheid bewaren.

Dankgebed
ZingenPsalm 9:1,21 Ik zal met al mijn hart den HEER,
Blijmoedig geven lof en eer;
Mijn tong zal mijn gemoed verzellen,
En al Uw wonderen vertellen.

2 Ik zal in U, mijn God, van vreugd
Opspringen, in den geest verheugd;
Uw naam zal door mijn psalmgezangen,
O Allerhoogste, lof ontvangen.

ZingenPsalm 95:1,21 Komt, laat ons samen Isrels HEER.
Den rotssteen van ons heil, met eer,
Met Godgewijden zang ontmoeten;
Laat ons Zijn gunstrijk aangezicht,
Met een verheven lofgedicht
En blijde psalmen, juichend groeten.

2 De HEER is groot, een heerlijk God,
Een Koning, die het zaligst lot,
Ver boven alle goôn, kan schenken.
Het diepst van 's aardrijks ingewand,
Het hoogst gebergt' is in Zijn hand;
't Is al gehoorzaam op Zijn wenken.

Belijdenis
ZingenGezang 6:33 Hij stond weer op, ons tot gerechtigheid,
toen 't derde licht rees uit de kimmen,
om nu, bekleed met majesteit,
ten derden hemel op te klimmen,
waar Hij in hoogstverheven stand,
ten troon zit aan Gods rechterhand,
vanwaar wij Hem ten oordeel wachten,
met eng'len en bazuingeschal,
wanneer Hij alle de geslachten,
't zij dood of levend, richten zal.

LezenRomeinen 1:1-71 Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God, 2 dat Hij tevoren door zijn profeten beloofd had in de heilige Schriften - 3 aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, 4 naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here - 5 door wie wij genade en het apostelschap ontvangen hebben om gehoorzaamheid des geloofs te bewerken voor zijn naam onder al de heidenen, 6 tot welke ook gij behoort, geroepenen van Jezus Christus - 7 aan alle geliefden Gods, geroepen heiligen, die te Rome zijn: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.. 6:1-141 Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? 2 Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? 3 Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? 4 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. 5 Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn (met hetgeen gelijk is) aan zijn opstanding; 6 dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; 7 want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. 8 Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven, 9 daar wij weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft: de dood voert geen heerschappij meer over Hem. 10 Want wat zijn dood betreft, is Hij voor de zonde eens voor altijd gestorven; wat zijn leven betreft, leeft Hij voor God. 11 Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wèl dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus. 12 Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat gij aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen, 13 en stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God. 14 Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 57:1-51 Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebeên;
Want mijne ziel betrouwt op U alleen;
Mijn toevlucht is de schaduw Uwer vleug'len;
Ik berg mij daar voor alle tegenheên;
Totdat Uw macht den vijand zal beteug'len.

2 Ik roep tot God, den Koning van 't heelal;
Tot God, die 't werk aan mij voleinden zal,
Die van omhoog, mij redt uit mijn ellenden,
En hoe men woed', mijn vijand brengt ten val:
God zal Zijn gunst en waarheid nederzenden.

3 Door Gods genâ wordt mijne ziel gered,
Schoon zij rondom van leeuwen is bezet.
Ik lig, gedrukt door felle stokebranden;
Hun tongen zijn, als zwaarden, scherp gewet;
Als spiesen en als pijlen zijn hun tanden.

4 Verhef, o God, verhef U hemelhoog,
Uw ere straal' op aard' in ieders oog.
Zij, die een net bereidden voor mijn gangen,
Zijn zelf, terwijl mijn ziel zich nederboog,
In enen kuil, voor mij bereid, gevangen.

5 Uw hand, o God, heeft veilig mij geleid,
Ik ben gered; nu is mijn hart bereid,
Het is bereid, om U, mijn God, te loven;
Nu wordt Uw naam door mij met vreugd verbreid;
Mijn psalmgezang klimm', tot Uw roem, naar boven.

CatechismusZondag 1745 Wat nut ons de opstanding van Christus?
Ten eerste heeft Hij door Zijn opstanding den dood overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood ons verworven had, kon deelachtig maken. Ten andere worden ook wij door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven. Ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker pand onzer zalige opstanding.
Preek
ZingenPsalm 61:5,65 Gij zult nieuwe dagen voegen,
Vol genoegen,
Bij des Konings levenstijd;
Zijner jaren tal vermeêren,
In 't regeren,
Door Uw gunst van ramp bevrijd.

6 Hij zal eeuwig in vermogen,
Voor Uw ogen,
Zitten op zijn troon, o HEER!
Zend Uw waarheid, Uw ontferming
Ter bescherming;
Zend ze tot zijn wachters neer.

Dankgebed
ZingenPsalm 61:3,4,73 'k Zal in Uwe tent verkeren,
HEER der heren,
Voor Uw oog, in eeuwigheid;
'k Zal op U mijn vast vertrouwen
Altoos bouwen,
Door Uw vleug'len overspreid.

4 Want Uw goedheid, die wij loven,
Heeft van boven
Mijn geloft' en beê gehoord;
Gij deedt mij tot d' erf'nis komen
Van de vromen,
Wien de vrees Uws naams bekoort.

7 'k Zal dan door mijn blijde galmen,
Door mijn psalmen,
Loven Uwe Majesteit;
Mijn geloften U betalen,
Menigmalen
Plechtig aan U toegezeid.


Paginahulpmiddelen