liturgie

Dit is een oude revisie van het document!


25 mei10.30 uur15.00 uur

10.30 uur15.00 uur

ZingenPsalm 96:1,41 Zingt, zingt een nieuw gezang den HEERE;
Zing, aarde, zing dien God ter ere;
Looft 's HEEREN naam met hart en mond;
Vermeldt Zijn heil op 't wereldrond;
Dat dag aan dag Zijn roem vermeêre.

4 Hoe blinkt het alles door vertoning
Van sterkt' en sieraad in Zijn woning!
Geef dan, o allerlei geslacht,
Den roem van heerlijkheid en kracht
Aan Isrels groten God en Koning.

Wet
ZingenPsalm 96:2,32 Nu moet uw tong de heid'nen noden;
Meldt allen volken Zijn geboden;
Vertelt Zijn wond'ren en Zijn eer;
Groot en prijswaardig is de HEER,
En vrees'lijk boven al de goden.

3 Al d' afgoôn zijn slechts ijdelheden;
Maar God, die van ons wordt beleden,
Is 't, die de heem'len heeft gesticht;
En voor Zijn Godd'lijk aangezicht
Zet eer met majesteit haar treden.

LezenPsalm 961 Zingt de Here een nieuw lied, zingt de Here, gij ganse aarde. 2 Zingt de Here, prijst zijn naam, boodschapt zijn heil van dag tot dag. 3 Vertelt onder de volken zijn heerlijkheid, onder alle natiën zijn wonderen. 4 Want de Here is groot en zeer te prijzen, geducht is Hij boven alle goden; 5 want alle goden der volken zijn afgoden, maar de Here heeft de hemel gemaakt; 6 majesteit en luister zijn voor zijn aangezicht, sterkte en glorie in zijn heiligdom. 7 Geeft de Here, gij geslachten der volken, geeft de Here heerlijkheid en sterkte. 8 Geeft de Here de heerlijkheid van zijn naam, brengt offer en komt in zijn voorhoven. 9 Buigt u neder voor de Here in heilige feestdos, beef voor zijn aangezicht, gij ganse aarde. 10 Zegt onder de volken: De Here is Koning, vast staat nu de wereld, zodat zij niet wankelt; Hij zal de volken richten in rechtmatigheid. 11 De hemel verheuge zich, de aarde juiche, de zee bruise en haar volheid, 12 het veld en al wat daarop is, verblijde zich; dan zullen alle bomen des wouds jubelen 13 voor de Here, want Hij komt, want Hij komt om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten in gerechtigheid en de volken in zijn trouw.
LezenRomeinen 15:7-197 Daarom, aanvaardt elkander, zoals ook Christus ons aanvaard heeft tot heerlijkheid Gods. 8 Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen, 9 en dat de heidenen God ter wille van zijn ontferming gaan verheerlijken, gelijk geschreven staat: Daarom zal ik U loven onder de heidenen en uw naam met snarenspel prijzen. 10 En verder zegt Hij: Verheugt u, heidenen, met zijn volk. 11 En verder: Looft, al gij heidenen, de Here, en laten alle volken Hem prijzen. 12 En verder zegt Jesaja: Komen zal de wortel van Isaï, en Hij, die opstaat, om over de heidenen te regeren; op Hem zullen de heidenen hopen. 13 De God nu der hope vervulle u met louter vreugde en vrede in uw geloof, om overvloedig te zijn in de hoop, door de kracht des heiligen Geestes. 14 Ik heb echter, mijn broeders, zelf al de overtuiging van u, dat gij zelf reeds vol van goedheid zijt, vervuld met al de kennis, in staat ook elkander terecht te wijzen. 15 Toch heb ik u hier en daar bij wijze van herinnering ietwat vrijmoedig geschreven, krachtens de mij van God geschonken genade, 16 om een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen te zijn in de heilige dienst van het evangelie Gods, opdat de offergave der heidenen (Gode) welgevallig zou wezen, geheiligd door de heilige Geest. 17 Mijn roem bij God is dan ook in Christus Jezus. 18 Want ik zal het niet wagen van iets anders te spreken dan van hetgeen Christus door mij bewerkt heeft, om heidenen tot gehoorzaamheid te brengen door woord en daad, 19 door kracht van tekenen en wonderen, door de kracht des Geestes. Zo heb ik, van Jeruzalem uit rondreizende tot Illyrië toe, de prediking van het Evangelie van Christus volbracht.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 96:5-95 Geeft d' eer aan 't eeuwig Opperwezen;
Zijn naam wordt nooit genoeg geprezen;
Verheft Zijn deugden, blij te moê;
Brengt in Zijn huis Hem offer toe,
Hem, Die de volken moeten vrezen.

6 Aanbidt Hem need'rig al uw leven,
Hem, die, in 't heiligdom verheven,
Een Godd'lijk licht van zich verspreidt;
Leer, aarde, voor Zijn majesteit,
Leer voor Zijn aangezichte beven.

7 Zegt, om de heid'nen te verlichten:
"De HEER regeert, die d' aard' wou stichten;
Dies zij, bevestigd t' allen stond,
Nooit wank'len zal op haren grond;
Hij zal naar 't recht de volken richten."

8 Dat zich de hemelen verblijden;
Verheugd zij d' aard' aan alle zijden;
Verheugd de volheid van de zee;
Het veld spring' op met al het vee,
En 't woud moet juichend God belijden.

9 't Juich' al voor 't aangezicht des HEEREN:
Hij komt, die d' aarde zal regeren
En richten, vol van majesteit;
De wereld zal gerechtigheid,
Het mensdom Zijne waarheid eren.

Tekst1 Kronieken 16:23-3323 Zingt de Here, gij ganse aarde, boodschapt zijn heil van dag tot dag. 24 Vertelt onder de volken zijn heerlijkheid, onder alle natiën zijn wonderen. 25 Want de Here is groot en zeer te prijzen, geducht is Hij boven alle goden; 26 want alle goden der volken zijn afgoden, maar de Here heeft de hemel gemaakt; 27 majesteit en luister zijn voor zijn aangezicht, sterkte en vreugde in de plaats waar Hij woont. 28 Geeft de Here, gij geslachten der volken, geeft de Here heerlijkheid en sterkte. 29 Geeft de Here de heerlijkheid van zijn naam, brengt offer en komt voor zijn aangezicht. Buigt u neder voor de Here in heilige feestdos, 30 beef voor zijn aangezicht, gij ganse aarde: vast staat nu de wereld, zodat zij niet wankelt. 31 De hemel verheuge zich, de aarde juiche, en men zegge onder de volken: De Here is Koning. 32 De zee bruise en haar volheid, het veld en al wat daarop is, verblijde zich; 33 dan zullen de bomen des wouds jubelen voor de Here, want Hij komt om de aarde te richten.
Preek
ZingenPsalm 7:4,64 Zo zullen zich gehele scharen
Van volk'ren om U heen vergâren
Beklim dan, boven dit gewoel,
Uw hemeltroon, Uw rechterstoel.
De HEER zal al de volken richten,
En 't onrecht voor het recht doen zwichten:
Geef dan, o HEER, dat voor elks oog
Mijn recht en vroomheid blijken moog'.

6 God, die op 't recht Zijn troon wil stichten,
God is rechtvaardig in Zijn richten.
En toont Zijn gramschap dag aan dag.
Bestrijdt de mens Zijn hoog gezag;
Blijft hij zich tegen Hem verzetten,
God zal Zijn glinst'rend wraakzwaard wetten;
Hij kromt en spant alreê Zijn boog;
En dreigt met pijlen van omhoog.

Dankgebed
ZingenPsalm 98:2,42 Hij heeft gedacht aan Zijn genade,
Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt;
Dit slaan al 's aardrijks einden gade,
Nu onze God Zijn heil ons schenkt.
Juich dan den HEER met blijde galmen,
Gij ganse wereld, juich van vreugd;
Zing vrolijk in verheven psalmen
Het heil, dat d' aard' in 't rond verheugt.

4 Laat al de stromen vrolijk zingen,
De handen klappen naar omhoog;
't Gebergte vol van vreugde springen
En hupp'len voor des HEEREN oog:
Hij komt, Hij komt, om d' aard' te richten,
De wereld in gerechtigheid;
Al 't volk, daar 't wreed geweld moet zwichten,
Wordt in rechtmatigheid geleid.

ZingenPsalm 97:1,71 God heerst als Opperheer;
Dat elk Hem juichend eer';
Gij, aarde, zee en eiland,
Verheugt u in uw Heiland.
Hem dekt met majesteit
Der wolken donkerheid;
Hij vestigt Zijnen troon
Op heil'ge
rijksgeboôn,
Vol recht en wijs beleid.

7 Gods vriend'lijk aangezicht,
Heeft vrolijkheid en licht
Voor all' oprechte harten,
Ten troost verspreid in smarten.
Juicht, vromen, om uw lot;
Verblijdt u steeds in God;
Roemt, roemt Zijn heiligheid;
Zo word' Zijn
lof verbreid
Voor al dit heilgenot.

Belijdenis
ZingenPsalm 24:4,54 Verhoogt, o poorten, nu den boog;
Rijst, eeuw'ge deuren, rijst omhoog;
Opdat de Koning in moog' rijden.
Wie is die Vorst, zo groot in eer?
't Is God, d' almachtig' Opperheer;
't Is God, geweldig in het strijden.

5 Verhoogt, o poorten, nu den boog;
Rijst, eeuw'ge deuren, rijst omhoog;
Opdat g' uw Koning moogt ontvangen.
Wie is die Vorst, zo groot in kracht?
't Is 't Hoofd van 's hemels legermacht;
Hem eren wij met lofgezangen.

Lezen1 Tessalonicenzen 4:13-1813 Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben. 14 Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. 15 Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, 16 want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17 daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen. 18 Vermaant elkander dus met deze woorden.
LezenHebreeën 4:14-5:1014 Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden. 15 Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen. 16 Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd. 1 Want elke hogepriester, die uit de mensen genomen wordt, treedt voor de mensen op bij God, om gaven en offers te brengen voor de zonden. 2 Hij kan tegemoetkomend zijn jegens de onwetenden en dwalenden, daar hij ook zelf met zwakheid omvangen is, 3 die hem verplicht evenzeer als voor het volk, voor zichzelf offers voor de zonden te brengen. 4 En niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron. 5 Zo heeft ook Christus Zichzelf niet de eer toegekend hogepriester te worden, maar Hij, die tot Hem sprak: Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt; 6 zoals Hij ook op een andere plaats spreekt: Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek. 7 Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst, 8 en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden, 9 en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden, 10 door God aangesproken als hogepriester naar de ordening van Melchisedek.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 1131 Gij 's HEEREN knechten, looft den HEER;
Looft Zijnen naam, verbreidt Zijn eer;
De naam des HEEREN zij geprezen;
Zijn roem zij door 't heelal verbreid,
Van nu tot in all' eeuwigheid;
Men loov' 't aanbidd'lijk Opperwezen.

2 Van waar de zon in 't oosten straalt,
Tot waar z' in 't westen nederdaalt,
Zij 's HEEREN name lof gegeven.
De HEER is boven 't heidendom;
Zijn heerlijkheid, bekend alom,
Is boven zon en maan verheven.

3 Wie is gelijk aan onzen HEER?
Aan God, die, tot Zijn eeuwig' eer,
Zijn troon gevest heeft in den hemel?
Die, daar Hij 't wereldrond gebiedt,
Van Zijnen hogen zetel ziet
Op 't laag en nietig aards gewemel?

4 Wie is aan onzen God gelijk?
Die armen opricht uit het slijk;
Nooddruftigen, van elk verstoten,
Goedgunstig opheft uit het stof,
En hen, verrijkt met eer en lof,
Naast prinsen plaatst en wereldgroten?

5 Wie roemt niet 's HEEREN wond're trouw,
Die mildelijk d' onvruchtb're vrouw,
Op hare beê, een blijde moeder
Van liev' en frisse telgen maakt,
En dus voor aller welzijn waakt?
Men loov' den groten Albehoeder!

CatechismusZondag 1846 Wat verstaat gij daarmede: “Opgevaren ten hemel”?
Dat Christus voor de ogen Zijner jongeren van de aarde ten hemel is opgeheven, en dat Hij ons ten goede daar is, totdat Hij wederkomt, om te oordelen de levenden en de doden.

47 Is dan Christus niet bij ons tot aan het einde der wereld, gelijk Hij ons beloofd heeft?
Christus is waarachtig mens en waarachtig God. Naar Zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde; maar naar Zijn Godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmermeer van ons.

48 Maar zo de mensheid niet overal is waar de Godheid is, worden dan de twee naturen in Christus niet van elkander gescheiden?
Ganselijk niet; want dewijl de Godheid door niets kan ingesloten worden en overal tegenwoordig is, zo moet volgen, dat zij wel buiten haar aangenomen mensheid is, en nochtans niettemin ook in haar is en persoonlijk met haar verenigd blijft.

49 Wat nut ons de hemelvaart van Christus?
Ten eerste dat Hij in den hemel voor het aangezicht Zijns Vaders onze Voorspreker is. Ten andere dat wij ons vlees in den hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij, als het Hoofd, ons, Zijn lidmaten, ook tot Zich zal nemen. Ten derde dat Hij ons Zijn Geest tot een tegenpand zendt, door Wiens kracht wij zoeken wat daarboven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods, en niet wat op de aarde is.
Preek
ZingenPsalm 68:99 Gods wagens, boven 't luchtig zwerk,
Zijn tien- en tienmaal duizend sterk,
Verdubbeld in getalen.
Bij hen is Zijne Majesteit,
Een Sinaï in heiligheid,
Omringd van bliksemstralen.
Gij voert ten hemel op, vol eer;
De kerker werd Uw buit, o HEER!
Gij zaagt Uw strijd bekronen
Met gaven, tot der mensen troost,
Opdat zelfs 't wederhorig kroost
Altijd bij U zou wonen.

Dankgebed
ZingenPsalm 148:1,51 Looft God, zingt eeuwig 's HEEREN lof,
Gij, die in 't glansrijk hemelhof,
Die in de hoogste plaatsen woont,
Waar God u Zijn nabijheid toont.
Looft Hem, gij eng'len, legermachten,
Die op Zijn wil en wenk blijft wachten;
Looft, held're sterren, maan en zon,
Looft d' Almacht, looft der lichten bron.

5 Looft, looft, met waar' erkentenis
Zijn naam, die hoog verheven is;
Dewijl Zijn wond're majesteit
Door aard' en hemel is verspreid.
Hij wou den hoorn, zo vol vermogen,
Den roem van Israël verhogen;
Dat woont bij Hem, 't heeft zingensstof:
Looft God; zingt eeuwig 's HEEREN Lof!


Paginahulpmiddelen