Zingen | Psalm 42:1,21 't Hijgend hert, der jacht ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar 't genot
Van de frisse waterstromen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
Ja, mijn ziel dorst naar den HEER;
God des levens, ach, wanneer
Zal ik naad'ren voor Uw ogen,
In Uw huis Uw naam verhogen?
2 'k Heb mijn tranen, onder 't klagen,
Tot mijn spijze, dag en nacht;
Daar mij spotters durven vragen:
"Waar is God, dien gij verwacht?"
Mijn benauwde ziel versmelt,
Als zij zich voor ogen stelt,
Hoe ik onder stem en snaren,
Feest hield met Gods blijde scharen.
 |
Belijdenis | |
Zingen | Gezang 6:44 'k Geloof ook in den Heil'gen Geest, die één
met Zoon en Vader is in wezen.
'k Geloof één Kerk, die algemeen,
die Christ'lijk, van God uitgelezen,
en heilig is; waar klein en groot
van 't zelfde heil is deelgenoot;
dat God mijn zonden wil vergeven,
en dat mijn vlees, weer opgewekt,
dan eeuwig, met mijn ziel, zal leven,
volzalig, heerlijk, onbevlekt.
 |
Lezen | Handelingen 2:36-4736 Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat God Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt. 37 Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? 38 En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen. 39 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. 40 En met nog meer andere woorden getuigde hij, en hij vermaande hen, zeggende: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht. 41 Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. 42 En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden. 43 En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen. 44 En allen, die tot het geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk; 45 en telkens waren er, die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden; 46 en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, 47 en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden. |
Lezen | 1 Petrus 2:1-101 Legt dan af alle kwaadwilligheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij, 2 en verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid, 3 indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is. 4 En komt tot Hem, de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar, 5 en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus. 6 Daarom staat er in een schriftwoord: Zie, Ik leg in Sion een uitverkoren en kostbare hoeksteen, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. 7 U dan, die gelooft, geldt dit kostbare, maar voor de ongelovigen geldt: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is geworden tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der ergernis, 8 voor hen, die zich daaraan, in hun ongehoorzaamheid aan het woord, stoten, waartoe zij ook bestemd zijn. 9 Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: 10 u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen. |
Gebed | |
Collecte | |
Zingen | Psalm 65:1-31 De lofzang klimt uit Sions zalen
Tot U met stil ontzag;
Daar zal men U, o God, betalen
Geloften, dag bij dag.
Gij hoort hen, die Uw heil verwachten,
O Hoorder der gebeên,
Dies zullen allerlei geslachten
Ootmoedig tot U treên.
2 Een stroom van ongerechtigheden
Had d' overhand op mij;
Maar ons weerspannig overtreden
Verzoent en zuivert Gij.
Welzalig, dien Gij hebt verkoren,
Dien G' uit al 't aards gedruis
Doet naad'ren, en Uw heilstem horen,
Ja, wonen in Uw huis.
3 Daar zal ons 't goede van Uw woning
Verzaden, reis op reis,
En 't heilig deel, o grote Koning,
Van Uw geducht paleis.
Gij, Gij zult vreselijke dingen
Ons, in gerechtigheid,
Doen horen, en ons blij doen zingen
Van 't heil, voor ons bereid.
 |
Catechismus | Zondag 2154 Wat gelooft gij van de heilige algemene Christelijke Kerk? Dat de Zone Gods uit het ganse menselijke geslacht zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door zijn Geest en Woord, in enigheid des waren geloofs, van den beginne der wereld tot aan het einde, vergadert, beschermt en onderhoudt; en dat ik daarvan een levend lidmaat ben, en eeuwig zal blijven.
55 Wat verstaat gij door de gemeenschap der heiligen? Eerstelijk, dat de gelovigen, allen en een iegelijk, als lidmaten aan den Heere Christus en al zijn schatten en gaven gemeenschap hebben. Ten andere, dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te wenden.
56 Wat gelooft gij van de vergeving der zonden? Dat God, om des genoegdoens van Christus' wil, al mijn zonden, ook mijn zondige aard, waarmede ik al mijn leven lang te strijden heb, nimmermeer wil gedenken, maar mij uit genade de gerechtigheid van Christus schenken, opdat ik nimmermeer in het gericht Gods kome. |
Preek | |
Zingen | Psalm 32:1,61 Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven;
Die van de straf voor eeuwig is ontheven;
Wiens wanbedrijf, waardoor hij was bevlekt,
Voor 't heilig oog des HEEREN is bedekt.
Welzalig is de mens, wien 't mag gebeuren,
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren,
En die in 't vroom en ongeveinsd gemoed,
Geen snood bedrog, maar blank' oprechtheid voedt.
6 Rechtvaardig volk, verheft uw blijde klanken,
Verheugd in God, naar waarde nooit te danken;
Zingt vrolijk, roemt Zijn deugden t' allen tijd,
Gij, die oprecht van hart en wandel zijt.
 |
Dankgebed | |
Zingen | Psalm 79:4,74 Gedenk niet meer aan 't kwaad, dat wij bedreven;
Onz' euveldaad word' ons uit gunst vergeven;
Waak op, o God, en wil van verder lijden
Ons klein getal door Uwe kracht bevrijden.
Help ons, barmhartig HEER,
Uw groten naam ter eer;
Uw trouw koom' ons te stade;
Verzoen de zware schuld,
Die ons met schrik vervult;
Bewijs ons eens genade!
7 Zo zullen wij, de schapen Uwer weiden,
In eeuwigheid Uw lof, Uw eer verbreiden,
En zingen van geslachten tot geslachten
Uw trouw, Uw roem, Uw onverwinb're krachten.
 |