liturgie

Dit is een oude revisie van het document!


6 juli10.30 uur15.00 uur

10.30 uur15.00 uur

ZingenPsalm 18:1,61 'k Betrouw op God; Hij is mijn schild in 't strijden,
De hoorn mijns heils, mijn hoog vertrek in lijden,
'k Aanriep den HEER, Wiens lof mijn harp vermeldt,
En werd verlost van 's vijands boos geweld.
De dood bracht mij, geboeid, in nare streken,
Bij Belials verschrikkelijke beken;
Een helse band was om mijn heup gehecht,
En door den dood mij strik op strik gelegd.

6 Ik werd verlost van 's vijands legerscharen,
En 's haters hand, wijl zij te machtig waren.
Men viel mij aan ten dage van mijn smart;
Maar toen was God het steunsel van mijn hart.
Hij trok mij uit, en bracht m' in ruimer wegen;
Want Hij had lust aan mij, Zijn knecht, gekregen.
De HEER vergold mijn onschuld naar het recht,
En schonk mij 't loon, den reinen toegezegd.

Wet
ZingenPsalm 25:55 Lout're goedheid, liefdekoorden,
Waarheid zijn des HEEREN paân
Hun, die Zijn verbond en woorden,
Als hun schatten, gadeslaan.
Wil mij, Uwen naam ter eer;
Al mijn euveldaân vergeven!
Ik heb tegen U, o HEER,
Zwaar en menigmaal misdreven.

LezenPsalm 18:21-5121 De Here deed mij naar mijn gerechtigheid, naar de reinheid mijner handen vergold Hij mij, 22 want ik heb de wegen des Heren gehouden en ben niet goddeloos afgeweken van mijn God. 23 Want al zijn verordeningen stonden mij voor ogen en zijn inzettingen deed ik niet van mij weg, 24 maar ik was onberispelijk jegens Hem, en wachtte mij voor ongerechtigheid. 25 De Here heeft mij vergolden naar mijn gerechtigheid, naar de reinheid mijner handen vóór zijn ogen. 26 Jegens de getrouwe toont Gij U getrouw, jegens de onberispelijke toont Gij U onberispelijk, 27 jegens de reine toont Gij U rein, maar jegens de verkeerde toont Gij U een tegenstander. 28 Gij toch verlost het ellendige volk en vernedert de hovaardige ogen. 29 Gij toch doet mijn lamp schijnen, de Here, mijn God, doet mijn duisternis opklaren. 30 Met U immers loop ik op een legerbende in en met mijn God spring ik over een muur. 31 Gods weg is volmaakt; des Heren woord is zuiver. Hij is een schild voor allen die bij Hem schuilen. 32 Want wie is God behalve de Here, wie is een rots buiten onze God? 33 Die God, die mij met kracht omgordt en mijn weg effen maakt; 34 die mijn voeten maakt als die der hinden en mij op mijn hoogten doet staan; 35 die mijn handen oefent ten strijde, zodat mijn armen een koperen boog spannen. 36 Ook gaaft Gij mij het schild uws heils, en uw rechterhand ondersteunde mij, uw nederbuigende goedheid maakte mij groot. 37 Gij hebt mij ruimte gegeven voor mijn schreden, en mijn enkels wankelden niet. 38 Ik vervolgde mijn vijanden om hen te achterhalen, en liet niet af, eer ik hen had vernietigd; 39 ik verpletterde hen, zodat zij niet konden opstaan, zij vielen onder mijn voeten. 40 Gij hebt mij aangegord met kracht tot de strijd, Gij deedt onder mij bukken wie tegen mij opstonden; 41 Gij deedt mijn vijanden mij de rug toekeren, en mijn haters verdelgde ik. 42 Zij riepen om hulp, maar niemand redde, tot de Here, maar Hij antwoordde hun niet; 43 toen vermaalde ik hen als stof voor de wind. Ik goot hen uit als slijk van de straten. 44 Gij deedt mij ontkomen aan de twisten van het volk, Gij steldet mij tot hoofd der natiën; volken die ik niet kende, werden mij dienstbaar; 45 nauwelijks hadden zij van mij gehoord, of zij gehoorzaamden mij; vreemden veinsden onderdanigheid tegenover mij. 46 Vreemden verloren hun kracht en verlieten bevend hun burchten. 47 De Here leeft. Geprezen zij mijn Rots, en verhoogd zij de God mijns heils, 48 de God, die mij wraak heeft verleend, die volken onder mij gebracht heeft, 49 die mij van mijn vijanden heeft gered. Ja, Gij hebt mij verhoogd boven hen die tegen mij opstonden, Gij hebt mij gered van de geweldenaar. 50 Daarom loof ik U, o Here, onder de volken en wil ik uw naam psalmzingen. 51 Hij schenkt zijn koning grote uitreddingen, en betoont trouw aan zijn gezalfde, aan David en zijn nageslacht voor altijd.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 18:8-108 Hun zijt Gij goed, die goedertieren hand'len;
Oprecht bij hen, die in oprechtheid wand'len;
Gij houdt U rein bij hen, die rein zijn; maar
Verkeerden toont Gij U een worstelaar.
Want Gij verlost het volk, door druk gebogen;
Maar werpt ter neer, die groot zijn in hun ogen.
Door U, o HEER, geeft mijne lamp haar licht;
Mijn God verdrijft den nacht uit mijn gezicht.

9 Ik kan met U door sterke benden dringen,
Met mijnen God zelfs over muren springen.
Des HEEREN weg is gans volmaakt en recht;
Doorlouterd, rein en trouw al wat Hij zegt.
Hij is een schild en schutsheer voor den vrome,
Voor wie tot Hem de toevlucht heeft genomen,
Wie is een God, als Hij, in tegenheên?
Wie is een rots, dan onze God alleen?

10 't Is God, die mij met sterkte wil omgorden;
Hij doet mijn weg volkomen effen worden;
Maakt, dat mijn voet als die der hinden snelt,
Terwijl Hij mij op mijne hoogten stelt.
Hij leert mijn hand heldhaftig orelogen;
Mijn strijdbaar' arm verbreekt zelfs stalen bogen.
Mij gaaft G' Uw schild, Uw hand heeft mij gesterkt;
Uw goedheid heeft mijn grootheid uitgewerkt.

TekstPsalm 18:26-3026 Jegens de getrouwe toont Gij U getrouw, jegens de onberispelijke toont Gij U onberispelijk, 27 jegens de reine toont Gij U rein, maar jegens de verkeerde toont Gij U een tegenstander. 28 Gij toch verlost het ellendige volk en vernedert de hovaardige ogen. 29 Gij toch doet mijn lamp schijnen, de Here, mijn God, doet mijn duisternis opklaren. 30 Met U immers loop ik op een legerbende in en met mijn God spring ik over een muur.
Preek
ZingenPsalm 31:16,1916 Gij zult uw volk een schuilplaats wezen;
Gij bergt hen in het licht,
Van 't Godd'lijk aangezicht,
Daar zij geen leed van trotsen vrezen;
Een hut, waarin zij 't woelen,
Den twist der tong niet voelen.

19 Bemint den HEER, Gods gunstgenoten;
Den HEER, Die vromen hoedt,
En straft het trots gemoed.
Zijt sterk; Hij zal u niet verstoten:
Hun geeft Hij moed en krachten,
Die hopend op Hem wachten.

Dankgebed
ZingenPsalm 145:6,76 De HEER is recht in al Zijn weg en werk;
Zijn goedheid kent in 't gans heelal geen perk.
Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht;
Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht;
Dat ongeveinsd, in 't midden der ellenden,
Zich naar Gods troon met zijn gebeên blijft wenden;
Hij geeft den wens van allen, die Hem vrezen;
Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.

7 De HEER bewaart de ziel, die Hem bemint;
Maar Hij verdelgt, dien Hij godd'loos bevindt.
Mijn blijde tong zal roemen in den HEER,
En alle vlees zal juichen tot Gods eer.

ZingenPsalm 26:1,81 O HEER, doe Gij mij recht;
Ik wandel als Uw knecht,
En vind mijn lust in Uw gebod.
Ik blijf op U betrouwen;
Op U, mijn rotssteen, bouwen:
Ik zal niet wank'len, grote God.

8 Wat blijdschap smaakt mijn ziel,
Wanneer ik voor U kniel
In 't huis, dat Gij U hebt gesticht!
Hoe lief heb ik Uw woning,
De tent, o Hemelkoning,
Die G', U ter eer, hebt opgericht!

Belijdenis
ZingenPsalm 119:67,7167 Maak in Uw woord mijn gang en treden vast,
Opdat ik mij niet van Uw paân moog' keren;
En wordt mijn vlees door 't kwade licht verrast,
Ai, laat het mij toch nimmer overheren.
Verlos mij, HEER, van 's mensen overlast,
Dan zal ik U, naar Uw bevelen, eren.

71 Ik ben wel klein, veracht, maar niet verleid;
'k Vergeet in smaad noch armoê Uw bevelen,
Uw recht, o HEER, is recht in eeuwigheid;
Gij zult aan elk zijn loon of straffen delen;
Uw wet, waarin zich steeds Uw glans verspreidt,
Kan mij door 't licht der zuiv're waarheid strelen.

LezenGalaten 2:15-3:1415 Wij, geboren Joden, en geen zondaars uit de heidenen, 16 wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet, maar door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het geloof in Christus en niet uit werken der wet. Want uit werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden. 17 Maar indien wij, trachtende in Christus gerechtvaardigd te worden, ook zelf zijn gebleken zondaars te zijn, staat Christus dan in dienst der zonde? Volstrekt niet. 18 Immers, indien ik hetgeen ik afgebroken heb, weder opbouw, bewijs ik daardoor, dat ik zelf een overtreder ben. 19 Want ik ben door de wet voor de wet gestorven om voor God te leven. 20 Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven. 21 Ik ontneem aan de genade Gods haar kracht niet; want indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven. 1 O, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is? 2 Dit alleen zou ik van u willen weten: Hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof? 3 Zijt gij zó onverstandig? Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees? 4 Was het dan tevergeefs, dat gij zoveel hebt ondervonden? Ware het slechts tevergeefs! 5 Die u de Geest schenkt en krachten onder u werkt, (doet Hij dit) ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof? 6 Op dezelfde wijze heeft ook Abraham God geloofd en het is hem tot gerechtigheid gerekend. 7 Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn. 8 En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden. 9 Zij, die uit het geloof zijn, worden dus gezegend tezamen met de gelovige Abraham. 10 Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. 11 En dat door de wet niemand voor God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk; immers, de rechtvaardige zal uit geloof leven. 12 Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven. 13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt. 14 Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 119:15,17,2015 Weer snood bedrog, o God, van mijn gemoed;
Laat Uw genâ mij Uwe wetten leren.
Ik kies den weg der waarheid voor mijn voet,
Om mij van 't pad der zonden af te keren;
Uw rechten, die zo heilig zijn en goed,
Steld' ik mij voor; die wil ik need'rig eren.

17 Leer mij, o HEER, den weg, door U bepaald;
Dan zal ik dien ten einde toe bewaren;
Geef mij verstand, met Godd'lijk licht bestraald;
Dan zal mijn oog op Uwe wetten staren;
Dan houd ik die, hoe licht mijn ziel ook dwaalt;
Dan zal zich 't hart met mijne daden paren.

20 Weer van mij af de smaadheid, die ik vrees;
Uw rechten, HEER, zijn goed en vrij van vlekken,
Waarom ik die gestaâg als heilig prees.
Zie al mijn lust tot Uw bevel zich strekken;
Och, dat er kracht en leven in mij reez'!
Wil die door Uw gerechtigheid verwekken.

CatechismusZondag 2462 Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?
Daarom, dat de gerechtigheid, die voor Gods gericht bestaan kan, gans volkomen en der wet Gods in alle stukken gelijkvormig zijn moet, en dat ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn.

63 Hoe? Verdienen onze goede werken niet, die God nochtans in dit en in het toekomende leven wil belonen?
Deze beloning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade.

64 Maar maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen?
Neen zij; want het is onmogelijk, dat, zo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid.
Preek
ZingenGezang 16:1,4,61 God, enkel licht,
voor wiens gezicht
niets zuiver wordt bevonden,
ziet ons bevlekt,
met schuld bedekt,
misvormd door duizend zonden.

4 Ja, amen! Ja,
op Golgotha
stierf Hij voor onze zonden,
en door zijn bloed
wordt ons gemoed
gereinigd van de zonden.

6 Wil, U ter eer,
steeds meer en meer
't geloof in ons versterken!
Dan zullen wij,
gereed en blij,
uit liefde 't goede werken.

Dankgebed
ZingenPsalm 19:6,76 Dus krijg ik van mijn plicht,
O God een klaar bericht.
Wat is 't vooruitzicht schoon!
Hij, die op U vertrouwt,
Uw wetten onderhoudt,
Vindt daarin groten loon.
Maar, HEER, wie is de man,
Die op 't nauwkeurigst kan
Zijn dwalingen doorgronden?
O bron van 't hoogste goed,
Was, reinig mijn gemoed
Van mijn verborgen zonden.

7 Weerhoud, o HEER, Uw knecht,
Dat hij zijn hart niet hecht,
Aan dwaze hovaardij.
Heerst die in mij niet meer,
Dan leef ik tot Uw eer,
Van grote zonden vrij.
Laat U mijn tong en mond,
En 's harten diepsten grond,
Toch welbehaaglijk wezen.
O HEER, die mij verblijdt,
Mijn rots en losser zijt,
Dan heb ik niets te vrezen.


Paginahulpmiddelen