liturgie

Dit is een oude revisie van het document!


10 augustus10.30 uur15.00 uur

10.30 uur15.00 uur

ZingenPsalm 16:3,63 Getrouwe HEER, Gij wilt mijn goed, mijn God,
Mijn erfenis en 't deel mijns bekers wezen.
Gij onderhoudt gestaâg het heuglijk lot.
Dat Gij, zo mild, voor mij hebt uitgelezen.
De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren;
O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.

6 Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend,
Waarvan, in druk, 't vooruitzicht mij verheugde;
Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend,
Schenkt mij In 't kort verzadiging van vreugde;
De lieflijkheên van 't zalig hemelleven
Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.

Wet
ZingenPsalm 140:11,1311 Een lasteraar, een leugenspreker
Zal nooit op aard' bevestigd zijn;
Men jaag' een twist- en onrustkweker,
Totdat hij uit elks oog verdwijn'.

13 De vromen zullen U verhogen,
Gezegend door Uw milde hand;
D' oprechten zullen voor Uw ogen
Steeds bloeien in gewensten stand.

LezenEfeziërs 2:1-131 Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, 2 waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, 3 - trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns - , 4 God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, 5 ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden - , 6 en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, 7 om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus. 8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; 9 niet uit werken, opdat niemand roeme. 10 Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. 11 Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, 12 dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. 13 Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.
LezenTitus 21 Maar gij, kom uit voor hetgeen met de gezonde leer strookt. 2 Oude mannen moeten nuchter zijn, waardig, bezadigd, gezond in het geloof, de liefde en de volharding. 3 Oude vrouwen eveneens, priesterlijk in haar optreden, niet kwaadsprekend, niet verslaafd aan veel wijn, in het goede onderrichtende, 4 zodat zij de jonge vrouwen opwekken man en kinderen lief te hebben, 5 bezadigd, kuis, huishoudelijk, goed en aan haar man onderdanig te zijn, opdat het woord Gods niet gelasterd worde. 6 Vermaan evenzo de jonge mannen bezadigd te zijn in alles, 7 houd (hun) in uzelf een voorbeeld voor van goede werken, zuiverheid in de leer, waardigheid, 8 een gezonde prediking, waarop niets valt aan te merken, opdat de tegenstander tot zijn beschaming niets ongunstigs van ons hebbe te zeggen. 9 De slaven moeten hun meesters onderdanig zijn in alles, het hun naar de zin maken zonder tegenspraak, 10 of oneerlijkheid, maar alle goede trouw bewijzen, om de leer van God, onze Heiland, in alles tot sieraad te strekken. 11 Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, 12 om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, 13 verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, 14 die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken. 15 Spreek hiervan, vermaan en weerleg met alle nadruk: niemand mag u verachten.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 116:1-51 God heb ik lief; want die getrouwe HEER
Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen;
Hij neigt Zijn oor, 'k roep tot Hem, al mijn dagen;
Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.

2 Ik lag gekneld in banden van den dood,
Daar d' angst der hel mij allen troost deed missen;
Ik was benauwd, omringd door droefenissen;
Maar riep den HEER dus aan in al mijn nood:

3 "Och HEER, och, wierd mijn ziel door U gered!"
Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig;
De HEER is groot, genadig en rechtvaardig,
En onze God ontfermt zich op 't gebed.

4 D' eenvoudigen wil God steeds gadeslaan;
'k Was uitgeteerd, maar Hij zag op mij neder.
Keer, mijne ziel, tot uwe ruste weder;
Gij zijt verlost; God heeft u welgedaan.

5 Gij hebt, o HEER, in 't dood'lijkst tijdsgewricht
Mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen,
Mijn voet geschraagd; dies zal ik, voor Gods ogen,
Steeds wandelen in 't vrolijk levenslicht.

TekstTitus 3:1-71 Herinner hen eraan, dat zij zich aan overheid en gezag onderwerpen, gehoorzaam, tot alle goed werk bereid zijn, 2 geen lastertaal uiten, niet twisten, vriendelijk zijn en alle zachtmoedigheid bewijzen aan alle mensen. 3 Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende. 4 Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland (en) God verscheen, 5 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest, 6 die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, 7 opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens.
Preek
ZingenPsalm 30:3,83 Psalmzingt, Gods gunstgenoten, geeft,
Geeft lof den HEER, die eeuwig leeft;
Zijn vlekkeloze heiligheid
Zij ter gedachtenis verbreid.
Een ogenblik moog' ons doen beven;
Zijn gunst verduurt een eeuwig leven.

8 Gij hebt mijn weeklacht en geschrei
Veranderd in een blijden rei;
Mijn zak ontbonden, en mij weer
Met vreugd omgord; opdat mijn eer
Niet zwijg'. Zo klimt Uw lof naar boven;
Mijn God, U zal ik eeuwig loven.

Dankgebed
ZingenPsalm 68:1010 Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons, dag aan dag,
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid;
Wie zou die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil;
Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,
Ons 't eeuwig, zalig leven;
Hij kan, èn wil, èn zal in nood,
Zelfs bij het naad'ren van den dood,
Volkomen uitkomst geven.

ZingenPsalm 111:11 Looft, Hallelujah, looft den HEER!
Mijn ganse hart verheft Zijn eer;
Ik zal Zijn naam en grootheid prijzen;
'k Zal, met d' oprechten onderling
Vereend, in hun vergadering
En raad, Hem plechtig eer bewijzen.

Belijdenis
ZingenPsalm 111:2,32 Des HEEREN werken zijn zeer groot;
Wie ooit daarin zijn lust genoot,
Doorzoekt die ijv'rig en bestendig;
Zijn doen is enkel majesteit,
Aanbiddelijke heerlijkheid,
En Zijn gerechtigheid onendig.

3 Hij maakte, Hij, die heerlijk is,
Zijn wond'ren een gedachtenis;
Hij is barmhartig en genadig;
Hij gaf hun, die Hem vrezen, spijs;
En, Zijnen groten naam ten prijs,
Gedenkt Hij Zijns verbonds gestadig.

LezenExodus 13:3-163 Toen zeide Mozes tot het volk: Gedenkt deze dag, waarop gij uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; want met een sterke hand heeft de Here u daaruit geleid. Daarom mag niets gezuurds gegeten worden. 4 Heden trekt gij uit, in de maand Abib. 5 Wanneer de Here u gebracht heeft naar het land der Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Chiwwieten en Jebusieten, waarvan Hij uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u zal geven, een land, vloeiende van melk en honig, dan zult gij deze dienst in deze maand onderhouden. 6 Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten en op de zevende dag zal er een feest voor de Here zijn. 7 Ongezuurde broden zullen gedurende de zeven dagen gegeten worden; er mag zelfs niets gezuurds bij u gezien worden, ja, in uw gehele gebied mag er geen zuurdeeg worden gezien. 8 En op die dag zult gij uw zoon uitleggen: Dit is ter wille van wat de Here mij heeft gedaan bij mijn uittocht uit Egypte. 9 Het zal u zijn als een teken op uw hand en als een herinnering tussen uw ogen, opdat de wet des Heren in uw mond zij; want met een sterke hand heeft de Here u uit Egypte geleid. 10 Gij zult deze inzetting onderhouden op haar vaste tijd, van jaar tot jaar. 11 Wanneer dan de Here u gebracht heeft naar het land der Kanaänieten, zoals Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en het u gegeven heeft, 12 dan zult gij al wat het eerst uit de moederschoot voortkomt, de Here wijden; ook van elke eerste worp van het vee dat gij hebt, zullen de mannelijke dieren voor de Here zijn. 13 Maar elk eerste ezelsveulen zult gij lossen met een stuk kleinvee; of, indien gij het niet lost, zult gij het de nek breken. Iedere menselijke eerstgeborene onder uw zonen echter zult gij lossen. 14 En wanneer uw zoon u later zal vragen: Wat betekent dat? dan zult gij tot hem zeggen: Met een sterke hand heeft de Here ons uit Egypte, uit het diensthuis, geleid. 15 Want toen Farao bezwaar maakte ons te laten gaan, doodde de Here alle eerstgeborenen in het land Egypte, zowel de eerstgeborenen der mensen als die van het vee. Daarom ben ik gewoon alle mannelijke dieren, die het eerst uit de moederschoot voortkomen, de Here te offeren, terwijl ik alle eerstgeborenen mijner zonen los. 16 Het zal tot een teken op uw hand en tot een kenteken tussen uw ogen zijn, want met een sterke hand heeft de Here ons uit Egypte geleid.
LezenLucas 22:14-2014 En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen met Hem. 15 En Hij zeide tot hen: Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd. 16 Want Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods. 17 En Hij nam een beker op, sprak de dankzegging uit en zeide: Neemt deze en laat hem bij u rondgaan. 18 Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet van de vrucht van de wijnstok drinken, voordat het Koninkrijk Gods gekomen is. 19 En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis. 20 Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 118:7,8,10,137 De HEER is mij tot hulp en sterkte;
Hij is mijn lied, mijn psalmgezang;
Hij was het, die mijn heil bewerkte,
Dies loof ik Hem mijn leven lang.
Men hoort der vromen tent weergalmen
Van hulp en heil ons aangebracht;
Daar zingt men blij, met dankb're psalmen:
"Gods rechterhand doet grote kracht."

8 Gods rechterhand is hoog verheven;
Des HEEREN sterke rechterhand
Doet door haar daân de wereld beven,
Houdt door haar kracht Gods volk in stand.
Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven,
Maar leven, en des HEEREN daân,
Waardoor wij zoveel heil verwerven,
Elk, tot Zijn eer, doen gadeslaan.

10 Dit is, dit is de poort des HEEREN;
Daar zal 't rechtvaardig volk door treên,
Om hunnen God ootmoedig t' eren,
Voor 't smaken Zijner zaligheên.
Ik zal Uw naam en goedheid prijzen;
Gij hebt gehoord; Gij zijt mijn geest,
Door Uw ontelb're gunstbewijzen,
Tot hulp, en heil, en vreugd geweest.

13 Gezegend zij de grote Koning,
Die tot ons komt in 's HEEREN naam!
Wij zeeg'nen u uit 's HEEREN woning;
Wij zegenen u al te zaâm.
De HEER is God, door Wien w' aanschouwen
Het vrolijk licht, na bang gevaar;
Bindt d' offerdieren dan met touwen
Tot aan de hoornen van 't altaar.

CatechismusZondag 2978 Wordt dan uit brood en wijn het wezenlijk lichaam en bloed van Christus?
Neen; maar gelijk het water in den Doop niet in het bloed van Christus veranderd wordt, noch de afwassing der zonden zelve is (waarvan het alleen een Goddelijk waarteken en verzekering is), alzo wordt ook het brood in het Avondmaal niet het lichaam van Christus zelf, hoewel het naar den aard en de eigenschap der Sacramenten het lichaam van Christus Jezus genaamd wordt.

79 Waarom noemt dan Christus het brood Zijn lichaam en den drinkbeker Zijn bloed, of het Nieuwe Testament in Zijn bloed, en Paulus de gemeenschap des lichaams en bloeds van Christus?
Christus spreekt alzo niet zonder grote oorzaak; namelijk, niet alleen om ons daarmede te leren, dat, gelijk als brood en wijn dit tijdelijk leven onderhouden, alzo ook Zijn gekruisigd lichaam en Zijn vergoten bloed de waarachtige spijs en drank zijn, waardoor onze zielen ten eeuwigen leven gevoed worden; maar veelmeer om ons door deze zichtbare tekenen en panden te verzekeren, dat wij zo waarachtiglijk Zijns waren lichaams en bloeds door de werking des Heiligen Geestes deelachtig worden, als wij deze heilige waartekenen met den lichamelijken mond tot Zijn gedachtenis ontvangen, en dat al Zijn lijden en gehoorzaamheid zo zekerlijk onze eigene is, als hadden wij zelf in onzen eigen persoon alles geleden en Gode voor onze zonden genoeg gedaan.
Preek
ZingenPsalm 37:6,106 't Zachtmoedig volk zal eens den vollen vrede
Genieten, in de zoetste rust verblijd,
En erven d' aard'. Hoe ook de booz' en wrede
Op d' onschuld loer', de tanden kners' van spijt,
Hoe listig hij op haar zijn aanslag smede,
De HEER belacht het wrokken van dien nijd.

10 Geen druk beschaamt hun hoop in bange tijden;
Geen hongersnood doet hen verlegen staan;
Gods goedheid zal hen voeden en verblijden;
Maar 's HEEREN toorn de bozen nederslaan.
Als 't mestlam, dat men zag ten offer wijden,
Zal, met den rook, het heilloos rot vergaan.

Dankgebed
ZingenPsalm 104:8,178 God geeft den wijn, tot vreugd voor 't hart bereid,
En d' olie, die een glans op 't aanschijn spreidt,
En 't lieflijk brood, dat onze kracht moet voeden;
Hij wil ons dus verkwikken en behoeden.
't Is God alleen, die door Zijn sterke hand
Den Libanon met cederen beplant,
't Geboomte voedt, en kracht schenkt, onder 't kweken,
Aan 't lomm'rig woud, aan schaduwrijke streken.

17 Ik zal, zolang ik 't levenslicht geniet,
Gods mogendheid verheffen in mijn lied.
Ik zal mijn God met lofgezangen eren,
Terwijl ik nog op aarde mag verkeren.
Mijn aandacht zal op Hem gevestigd staan,
En met vermaak Zijn grootheid gadeslaan;
Ik zal mij in den God mijns heils verblijden,
En dag op dag aan Hem mijn psalmen wijden.


Paginahulpmiddelen