Zingen | Psalm 16:3,63 Getrouwe HEER, Gij wilt mijn goed, mijn God,
Mijn erfenis en 't deel mijns bekers wezen.
Gij onderhoudt gestaâg het heuglijk lot.
Dat Gij, zo mild, voor mij hebt uitgelezen.
De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren;
O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.
6 Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend,
Waarvan, in druk, 't vooruitzicht mij verheugde;
Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend,
Schenkt mij In 't kort verzadiging van vreugde;
De lieflijkheên van 't zalig hemelleven
Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.
 |
Wet | |
Zingen | Psalm 140:11,1311 Een lasteraar, een leugenspreker
Zal nooit op aard' bevestigd zijn;
Men jaag' een twist- en onrustkweker,
Totdat hij uit elks oog verdwijn'.
13 De vromen zullen U verhogen,
Gezegend door Uw milde hand;
D' oprechten zullen voor Uw ogen
Steeds bloeien in gewensten stand.
 |
Lezen | Efeziërs 2:1-131 Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, 2 waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, 3 - trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns - , 4 God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, 5 ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden - , 6 en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, 7 om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus. 8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; 9 niet uit werken, opdat niemand roeme. 10 Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. 11 Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, 12 dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. 13 Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus. |
Lezen | Titus 21 Maar gij, kom uit voor hetgeen met de gezonde leer strookt. 2 Oude mannen moeten nuchter zijn, waardig, bezadigd, gezond in het geloof, de liefde en de volharding. 3 Oude vrouwen eveneens, priesterlijk in haar optreden, niet kwaadsprekend, niet verslaafd aan veel wijn, in het goede onderrichtende, 4 zodat zij de jonge vrouwen opwekken man en kinderen lief te hebben, 5 bezadigd, kuis, huishoudelijk, goed en aan haar man onderdanig te zijn, opdat het woord Gods niet gelasterd worde. 6 Vermaan evenzo de jonge mannen bezadigd te zijn in alles, 7 houd (hun) in uzelf een voorbeeld voor van goede werken, zuiverheid in de leer, waardigheid, 8 een gezonde prediking, waarop niets valt aan te merken, opdat de tegenstander tot zijn beschaming niets ongunstigs van ons hebbe te zeggen. 9 De slaven moeten hun meesters onderdanig zijn in alles, het hun naar de zin maken zonder tegenspraak, 10 of oneerlijkheid, maar alle goede trouw bewijzen, om de leer van God, onze Heiland, in alles tot sieraad te strekken. 11 Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, 12 om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, 13 verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, 14 die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken. 15 Spreek hiervan, vermaan en weerleg met alle nadruk: niemand mag u verachten. |
Gebed | |
Collecte | |
Zingen | Psalm 116:1-51 God heb ik lief; want die getrouwe HEER
Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen;
Hij neigt Zijn oor, 'k roep tot Hem, al mijn dagen;
Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.
2 Ik lag gekneld in banden van den dood,
Daar d' angst der hel mij allen troost deed missen;
Ik was benauwd, omringd door droefenissen;
Maar riep den HEER dus aan in al mijn nood:
3 "Och HEER, och, wierd mijn ziel door U gered!"
Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig;
De HEER is groot, genadig en rechtvaardig,
En onze God ontfermt zich op 't gebed.
4 D' eenvoudigen wil God steeds gadeslaan;
'k Was uitgeteerd, maar Hij zag op mij neder.
Keer, mijne ziel, tot uwe ruste weder;
Gij zijt verlost; God heeft u welgedaan.
5 Gij hebt, o HEER, in 't dood'lijkst tijdsgewricht
Mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen,
Mijn voet geschraagd; dies zal ik, voor Gods ogen,
Steeds wandelen in 't vrolijk levenslicht.
 |
Tekst | Titus 3:1-71 Herinner hen eraan, dat zij zich aan overheid en gezag onderwerpen, gehoorzaam, tot alle goed werk bereid zijn, 2 geen lastertaal uiten, niet twisten, vriendelijk zijn en alle zachtmoedigheid bewijzen aan alle mensen. 3 Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende. 4 Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland (en) God verscheen, 5 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest, 6 die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, 7 opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens. |
Preek | |
Zingen | Psalm 30:3,83 Psalmzingt, Gods gunstgenoten, geeft,
Geeft lof den HEER, die eeuwig leeft;
Zijn vlekkeloze heiligheid
Zij ter gedachtenis verbreid.
Een ogenblik moog' ons doen beven;
Zijn gunst verduurt een eeuwig leven.
8 Gij hebt mijn weeklacht en geschrei
Veranderd in een blijden rei;
Mijn zak ontbonden, en mij weer
Met vreugd omgord; opdat mijn eer
Niet zwijg'. Zo klimt Uw lof naar boven;
Mijn God, U zal ik eeuwig loven.
 |
Dankgebed | |
Zingen | Psalm 68:1010 Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons, dag aan dag,
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid;
Wie zou die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil;
Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,
Ons 't eeuwig, zalig leven;
Hij kan, èn wil, èn zal in nood,
Zelfs bij het naad'ren van den dood,
Volkomen uitkomst geven.
 |