Zingen | Psalm 135:2,122 God is goed: looft Hem te zaâm
Met gezang en snarenspel.
Prijst Zijn liefelijke naam,
Want de HEER heeft Israël,
Zich ten eigendom geschikt;
Jakob door Zijn heil verkwikt.
12 Sion, loof met dankb're stem
God, uw HEER, die eeuwig leeft,
En het schoon Jeruzalem,
Door Zijn woning luister geeft;
Loof Hem, voor uw heilrijk lot;
Loof al juichend uwen God!
 |
Belijdenis | |
Zingen | Psalm 64:9,109 Dan zullen alle mensen vrezen,
Het werk verheffen van den HEER,
Zijn lof verbreiden en Zijn eer,
En op Zijn daân, alom geprezen,
Oplettend wezen.
10 't Rechtvaardig volk zal zich verblijden,
Betrouwend op den HEER alleen;
D' oprechten zullen, weltevreên,
Terwijl zij Hem hun harten wijden,
Zijn naam belijden.
 |
Lezen | 1 Petrus 11 Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen, die in de verstrooiing zijn in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bitynië, 2 de uitverkorenen naar de voorkennis van God, de Vader, in heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus: genade en vrede worde u vermenigvuldigd. 3 Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, 4 tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u, 5 die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd. 6 Verheugt u daarin, ook al wordt gij thans, indien het moet zijn, voor korte tijd door allerlei verzoekingen bedroefd, 7 opdat de echtheid van uw geloof, kostbaarder dan vergankelijk goud, dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Christus. 8 Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, 9 daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen. 10 Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten, die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben, 11 terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna. 12 Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan. 13 Omgordt dus de lendenen van uw verstand, weest nuchter, en vestigt uw hoop volkomen op de genade, die u gebracht wordt door de openbaring van Jezus Christus. 14 Voegt u, als gehoorzame kinderen, niet naar de begeerten uit de tijd uwer onwetendheid, 15 maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt (zo) ook gijzelf heilig in al uw wandel; 16 er staat immers geschreven: Weest heilig, want Ik ben heilig. 17 En indien gij Hem als Vader aanroept, die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap, 18 wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is, 19 maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam. 20 Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u, 21 die door Hem gelooft in God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft, zodat uw geloof tevens hoop is op God. 22 Nu gij uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief, 23 als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God. 24 Want: Alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem in het gras; het gras verdort en de bloem valt af, 25 maar het woord des Heren blijft in der eeuwigheid. Dit nu is het woord, dat u als evangelie verkondigd is. |
Gebed | |
Collecte | |
Zingen | Psalm 28:1,3,4,51 Ik roep tot U, o eeuwig Wezen;
Mijn rotssteen, nooit naar eis volprezen,
Wend niet, als doof, van mij Uw oren;
Zwijg niet; laat mij Uw antwoord horen;
Opdat ik niet gerekend word'
Met die in 't graf zijn neêrgestort.
3 Doe 't kwade, bij hen ondernomen,
Op hen, naar hun verdiensten, komen;
Geef hun, opdat z' Uw hoogheid merken,
Naar hun verkeerd' en boze werken;
Dat Uw gestrenge geselroê
Hun, naar het recht, vergelding doe.
4 Omdat zij nooit naar 't werk des HEEREN
Oplettend hart of ogen keren,
Maar onbedacht en stout versmaden
Het oogwit Zijner grote daden,
Zal Hij hen doen te gronde gaan,
Ontbloot van hulp om op te staan.
5 Geloofd zij God, wiens open oren
Mijn smeekstem gunstig wilden horen.
Hij is mijn sterkt' en schild in 't strijden;
'k Vertrouwd' op Hem, Hij hielp m' uit lijden;
Dies springt mijn hart van juichensstof,
En zingt des Allerhoogsten lof.
 |
Catechismus | Zondag 3286 Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen? Daarom, dat Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Heiligen Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor Zijn weldaden bewijzen, en Hij door ons geprezen worde. Daarna ook, dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden.
87 Kunnen dan die niet zalig worden, die, in hun goddeloos ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet bekeren? In generlei wijze; want de Schrift zegt, dat geen onkuise, afgodendienaar, echtbreker, dief, geldgierige, dronkaard, lasteraar, noch rover, noch dergelijke, het Rijk Gods beërven zal. |
Preek | |
Zingen | Gezang 1:1,2,91 Mijn ziel, herdenk met heilig beven,
Hoe God, met majesteit bekleed,
Zijn wet op Horeb heeft gegeven,
Waar Hij deez' woorden horen deed:
2 "Ik ben de HEER', uw God en Koning,
Die van Egypte u bevrij',
U leidend uit uw slaafse woning;
Dient dan geen goden nevens Mij!"
9 Och, of wij Uw geboon volbrachten!
Genâ, o hoogste Majesteit!
Gun door 't geloof in Christus krachten;
Om die te doen uit dankbaarheid.
 |
Dankgebed | |
Zingen | Psalm 66:3,63 God baande door de woeste baren
En brede stromen ons een pad;
Daar rees Zijn lof op stem en snaren,
Nadat Hij ons beveiligd had.
Hij zal eeuw uit eeuw in regeren;
Zijn oog bewaakt het heidendom;
Hij zal d' afvalligen verneêren;
Hij keert hun trots' ontwerpen om.
6 Door 's Hoogsten arm 't geweld onttogen,
Zal ik, genoopt tot dankbaarheid,
Verschijnen voor Zijn heilig' ogen
Met offers, aan Hem toegezeid.
Ik zal, nu ik mag ademhalen,
Na zoveel bangen tegenspoed,
Al mijn geloften U betalen,
U, Die in nood mij hebt behoed.
 |