liturgie

Dit is een oude revisie van het document!


14 september10.30 uur15.00 uur

10.30 uur15.00 uur

ZingenPsalm 25:1,71 'k Hef mijn ziel, o God der goden,
Tot U op, Gij zijt mijn God;
'k Heb op U vertrouwd in noden;
Weer van mij toch schaamt' en spot;
Dat mijn vijand nooit van vreugd
Om mij opspring'; Die U wachten,
Dekt nooit schaamt'; maar die de deugd,
Zonder oorzaak, stout verachten.

7 Gods verborgen omgang vinden
Zielen, waar Zijn vrees in woont;
't Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden,
Naar Zijn vreêverbond, getoond.
d' Ogen houdt mijn stil gemoed
Opwaarts, om op God te letten;
Hij, die trouw is, zal mijn voet
Voeren uit der bozen netten.

Wet
ZingenPsalm 86:2,32 Wie toch is, als Gij, weldadig?
Wees mij dan, o HEER, genadig;
Want mijn roepen en geklag
Klimt tot U den gansen dag.
Wil de ziel Uws knechts verblijden;
Ondersteun hem in zijn lijden;
Want ik hef mijn hart en oog,
Trouwe God, tot U omhoog.

3 HEER, door goedheid aangedreven,
Zijt Gij mild in 't schuldvergeven.
Wie U aanroept in den nood,
Vindt Uw gunst oneindig groot.
HEER, neem mijn gebed ter oren;
Wil naar mijne smeking horen;
Merk, naar Uw goedgunstigheên,
Op de stem van mijn gebeên.

LezenKolossenzen 2:6-3:46 Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem, 7 geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het geloof, zoals u geleerd is, overvloeiende in dankzegging. 8 Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus, 9 want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; 10 en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht. 11 In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, 12 daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook mede opgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt. 13 Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold, 14 door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen: 15 Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd. 16 Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, 17 dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is. 18 Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijk denken, 19 terwijl hij zich niet houdt aan het hoofd, waaruit het gehele lichaam, door pezen en banden ondersteund en samengehouden, zijn goddelijke wasdom ontvangt. 20 Indien gij met Christus afgestorven zijt aan de wereldgeesten, waartoe laat gij u, alsof gij in de wereld leefdet, geboden opleggen: 21 raak niet, smaak niet, roer niet aan; 22 dat alles zijn dingen, die door het gebruik teloorgaan, zoals het gaat met voorschriften en leringen van mensen. 23 Dit toch is, al staat het in een roep van wijsheid met zijn eigendunkelijke godsdienst, zijn nederigheid en zijn kastijding van het lichaam, zonder enige waarde (en dient slechts) tot bevrediging van het vlees. 1 Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. 2 Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. 3 Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. 4 Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.
Gebed
TekstKolossenzen 3:1-41 Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. 2 Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. 3 Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. 4 Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.
Preek
ZingenPsalm 63:1,21 O God, Gij zijt mijn toeverlaat;
Mijn God, U zoek ik met verlangen,
Zo ras wij 't morgenlicht ontvangen,
Bij 't krieken van den dageraad.
O HEER, mijn ziel en lichaam hijgen,
En dorsten naar U in een land,
Dat, dor en mat, van droogte brandt,
Waar niemand lafenis kan krijgen.

2 'k Heb U voorwaar in 't heiligdom
Voorheen beschouwd met vrolijk' ogen;
Hoe zag ik daar Uw alvermogen!
Hoe blonk Uw Godd'lijk' eer alom.
Want beter dan dit tijd'lijk leven
Is Uwe goedertierenheid.
Och, wierd ik derwaarts weer geleid!
Dan zou mijn mond U d' ere geven.

LezenAvondmaalsformulier deel 1Geliefden in den Here Jezus Christus, hoort aan de woorden der inzetting van het Heilig Avondmaal van onzen Here Jezus Christus, welke ons beschrijft de Heilige Apostel Paulus:
„Ik heb van den Here ontvangen, hetgeen ik u ook overgegeven heb, dat de Here Jezus, in de nacht in welke Hij verraden werd, het brood nam; en als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet; dat is mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook de drinkbeker na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het nieuwe Testament in mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij (die) zult drinken, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de dood des Heren, totdat Hij komt. Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of de drinkbeker des Heren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heren. Maar de mens beproeve zichzelf, en ete alzo van het brood, en drinke van de drinkbeker. Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heren.”
Opdat wij nu tot onze troost des Heren Avondmaal mogen houden, is ons vóór alle dingen nodig, dat wij ons tevoren recht beproeven; ten andere, dat wij het tot dat einde richten, waartoe het de Here Christus verordineerd en ingesteld heeft, namelijk, tot zijn gedachtenis.
De waarachtige beproeving van onszelf bestaat in deze drie stukken:
Ten eerste, bedenke een iegelijk bij zichzelf zijn zonden en vervloeking, opdat hij zichzelf mishage, en zich voor God verootmoedige, aangezien de toorn Gods tegen de zonde zo groot is, dat Hij die (eer Hij ze ongestraft liet blijven) aan zijn lieven Zoon Jezus Christus, met de bittere en smadelijke dood des kruises gestraft heeft.
Ten andere, onderzoeke een iegelijk zijn hart, of hij ook deze gewisse belofte Gods gelooft, dat hem al zijn zonden, alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus, vergeven zijn, en de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigen toegerekend en geschonken is, ja zo volkomen, alsof hij zelf in eigen persoon voor al zijn zonden betaald, en alle gerechtigheid volbracht had.
Ten derde, onderzoeke een iegelijk zijn consciëntie, of hij ook gezind is, voortaan met zijn ganse leven waarachtige dankbaarheid jegens God den Here te bewijzen, en voor het aangezicht Gods oprecht te wandelen; insgelijks, of hij zonder enige geveinsdheid (alle vijandschap, haat en nijd van harte afleggende) een ernstig voornemen heeft, om van nu voortaan in waarachtige liefde en enigheid met zijn naasten te leven.
Allen dan, die alzo gezind zijn, die wil God gewis in genade aannemen, en voor waardige medegenoten van de tafel zijns Zoons Jezus Christus houden. Daarentegen die dit getuigenis in hun harten niet gevoelen, die eten en drinken zichzelf een oordeel. Waarom wij ook, naar het bevel van Christus en van den Apostel Paulus, allen die zich met deze navolgende ergerlijke zonden besmet weten, vermanen, van de tafel des Heren zich te onthouden, en hun verkondigen, dat zij geen deel in het rijk van Christus hebben; als daar zijn: alle afgodendienaars; allen, die gestorven heiligen, engelen of andere schepselen aanroepen; allen, die de beelden eer aandoen; alle tovenaars en waarzeggers, die vee of mensen, mitsgaders andere dingen, zegenen, en die aan zulke zegening geloof hechten; alle verachters van God, van zijn Woord, en van de Heilige Sacramenten; alle Godslasteraars; allen, die tweedracht, sekten en muiterij in kerken en wereldlijke regeringen begeren aan te richten; alle meinedigen; allen, die hun ouderen en overheden ongehoorzaam zijn; alle doodslagers, kijvers, en die in haat en nijd tegen hun naasten leven; alle echtbrekers, hoereerders, dronkaards, dieven, woekeraars, rovers, spelers, gierigaards, en al degenen, die een ergerlijk leven leiden. Deze allen, zo lang zij in zulke zonden blijven, zullen zich van deze spijze (welke Christus alleen voor zijn gelovigen verordineerd heeft) onthouden, opdat hun gericht en verdoemenis niet des te zwaarder worde.
Maar dit wordt ons, geliefde Broeders en Zusters, niet voorgehouden, om de verslagen harten der gelovigen kleinmoedig te maken, alsof niemand tot het Avondmaal des Heren gaan mocht, dan die zonder enige zonde ware. Want wij komen niet tot dit Avondmaal, om daarmede te betuigen, dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn; maar integendeel, aangezien wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, zo bekennen wij daarmede, dat wij midden in de dood liggen. Daarom, al is het dat wij nog vele gebreken en ellendigheid in ons bevinden, als namelijk: dat wij geen volkomen geloof hebben, dat wij ons ook met zulke ijver om God te dienen niet begeven, als wij schuldig zijn; maar dagelijks met de zwakheid onzes geloofs, en de boze lusten onzes vleses te strijden hebben; nochtans, desniettegenstaande, overmits ons (door de genade des Heiligen Geestes) zulke gebreken van harte leed zijn, en wij begeren tegen ons ongeloof te strijden, en naar alle geboden Gods te leven; zo zullen wij gewis en zeker zijn, dat geen zonde noch zwakheid, die nog (tegen onze wil) in ons overgebleven is, ons kan hinderen, dat ons God niet in genade zou aannemen, en alzo dezer hemelse spijze en drank waardig en deelachtig maken.

Ten andere, laat ons nu ook overdenken, waartoe ons de Here zijn Avondmaal heeft ingezet: namelijk, dat wij zulks doen zouden tot zijn gedachtenis. Maar aldus zullen wij Zijner daarbij gedenken:
Eerstelijk, dat wij ganselijk in onze harten vertrouwen, dat onze Here Jezus Christus (naar luid van de beloften, die den voorvaderen in het Oude Testament van het begin af geschied zijn) van den Vader in deze wereld gezonden is, ons vlees en bloed heeft aangenomen, de toorn Gods (onder welke wij eeuwig hadden moeten verzinken) van het begin zijner menswording tot het einde zijns levens op aarde voor ons heeft gedragen, en alle gehoorzaamheid en gerechtigheid der Goddelijke wet voor ons heeft vervuld; voornamelijk, toen Hem de last van onze zonden, en van de toorn Gods, het bloedige zweet in de hof uitgedrukt heeft; waar Hij gebonden werd, opdat Hij ons zou ontbinden; daarna ontallijke smaadheden geleden heeft, opdat wij nimmermeer te schande zouden worden; onschuldig ter dood veroordeeld is, opdat wij voor het gericht Gods zouden vrijgesproken worden; ja zijn gezegend lichaam aan het kruis heeft laten nagelen, opdat Hij het handschrift onzer zonden daaraan zou hechten; en heeft alzo de vervloeking van ons op zich geladen, opdat Hij ons met zijn zegening vervullen zou; en heeft zich vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, met lichaam en ziel, aan het hout des kruises, toen Hij riep met luider stem: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” opdat wij tot God zouden genomen, en nimmermeer van Hem verlaten worden; en heeft eindelijk met zijn dood en bloedstorting het nieuwe en eeuwige Testament, het verbond der genade en der verzoening, besloten, toen Hij zeide: „Het is volbracht”.
En opdat wij vastelijk zouden geloven, dat wij tot dit genadeverbond behoren, „nam de Here in zijn laatste Avondmaal het brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en gaf het zijn discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot mijn gedachtenis. Desgelijks na het Avondmaal, nam Hij de drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun die, zeggende: Drinkt allen daaruit; deze drinkbeker is het nieuwe Testament in mijn bloed, hetwelk voor u en voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden; doet dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, tot mijn gedachtenis”; dat is: zo dikwijls als gij van dit brood eet, en van deze beker drinkt, zult gij daardoor als door een gewisse gedachtenis en pand, vermaand en verzekerd worden van deze mijn hartelijke liefde en trouw jegens u, dat Ik voor u (daar gij anders de eeuwige dood hadt moeten sterven) mijn lichaam aan het hout des kruises in de dood geve, en mijn bloed vergiete, en uw hongerige en dorstige zielen met dit mijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven spijze en lave, even zeker, als een iegelijk dit brood voor zijn ogen gebroken, en deze beker hem gegeven wordt, en gij die tot mijn gedachtenis met uw mond eet en drinkt.
Uit deze inzetting des Heiligen Avondmaals van onzen Here Jezus Christus zien wij, dat Hij ons geloof en betrouwen op zijn volkomen offerande (die eenmaal aan het kruis geschied is) als op de enige grond en fondament onzer zaligheid wijst, waar Hij onzen hongerigen en dorstigen zielen tot een waarachtige spijze en drank des eeuwigen levens geworden is. Want door zijn dood heeft Hij de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, namelijk de zonde, weggenomen, en ons den levendmakenden Geest verworven; opdat wij door dien Geest (die in Christus, als in het Hoofd, en in ons als zijn lidmaten woont) met Hem waarachtige gemeenschap zouden hebben, en al zijn goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en de heerlijkheid, deelachtig worden.
Daarbenevens, dat wij ook door denzelfden Geest onder elkander, als lidmaten van één lichaam, in waarachtige broederlijke liefde verbonden worden; gelijk de Heilige Apostel spreekt: „Eén brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn”. Want gelijk uit vele graankorrels één meel gemalen, en één brood gebakken wordt, en uit vele beziën, samengeperst zijnde, één wijn en drank vliet, en zich ondereen vermengt; alzo zullen wij allen, die door het waarachtig geloof Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde, om Christus’, onzen lieven Zaligmakers, wil, die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad, allen te zamen één lichaam zijn, en zulks niet alleen met woorden, maar ook met de daad jegens elkander bewijzen.
Daartoe helpe ons de almachtige, barmhartige God en Vader van onzen Here Jezus Christus, door zijn Heiligen Geest. Amen.

Opdat wij dan dit alles mogen verkrijgen, laat ons onszelf voor God verootmoedigen, en Hem met waarachtig geloof om zijn genade aanroepen:

Barmhartige God en Vader, wij bidden U, dat Gij in dit Avondmaal (waarin wij oefenen de heerlijke gedachtenis van de bittere dood van uw lieven Zoon Jezus Christus) door uw Heiligen Geest in onze harten wilt bewerken, dat wij ons met waarachtig vertrouwen aan uw Zoon Jezus Christus hoe langer hoe meer overgeven, opdat onze bezwaarde en verslagen harten met zijn waarachtig lichaam en bloed, ja met Hem, waarachtig God en mens, het enige hemelse brood, door de kracht des Heiligen Geestes gespijzigd en gelaafd worden; en dat wij niet meer in onze zonden, maar Hij in ons, en wij in Hem leven, en zo waarachtig het nieuwe en eeuwige testament en verbond der genade deelachtig zijn mogen, dat wij niet twijfelen, of Gij zult eeuwig onze genadige Vader zijn, ons onze zonden nimmermeer toerekenende, en met alle dingen aan lichaam en ziel verzorgende, als uw lieve kinderen en erfgenamen.
Verleen ons ook uw genade, dat wij, getroost ons kruis op ons nemende, onszelf verloochenen, onzen Heiland belijden, en in alle droefenis met een opgeheven hoofd onzen Here Jezus Christus uit de hemel verwachten, waar Hij onze sterfelijke lichamen aan zijn verheerlijkt lichaam gelijk maken, en ons tot zich nemen zal in eeuwigheid.
Verhoor ons, o God en barmhartige Vader, door Jezus Christus, die ons aldus heeft leren bidden:
Onze Vader, die in de hemelen zijt;
Uw naam worde geheiligd.
Uw koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.
Want uw is het koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid in der eeuwigheid.
Wil ons ook door dit Heilig Avondmaal sterken in het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof, waarvan wij belijdenis doen met mond en hart, sprekende:
Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onzen Here; die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle; ten derden dage wederom opgestaan van de doden; opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders; van waar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
Ik geloof in den Heiligen Geest. Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen; vergeving der zonden; wederopstanding des vleses; en een eeuwig leven. Amen.
ZingenPsalm 42:3,5,73 O mijn ziel, wat buigt g' u neder?
Waartoe zijt g' in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in 's Hoogsten lof uw lust;
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwiss'len in geluk.
Hoop op God, sla 't oog naar boven;
Want ik zal Zijn naam nog loven.

5 Maar de HEER zal uitkomst geven,
Hij, die 's daags Zijn gunst gebiedt;
'k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
'k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog' treffen,
Tot den God mijns levens heffen.

7 O mijn ziel, wat buigt g' u neder?
Waartoe zijt g' in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in 's Hoogsten lof uw lust;
Menigwerf heeft Hij uw druk
Doen verand'ren in geluk;
Hoop op Hem, sla 't oog naar boven;
Ik zal God, mijn God, nog loven.

LezenAvondmaalsformulier deel 2Opdat wij dan met het waarachtige hemelse brood Christus gespijzigd mogen worden, zo laat ons met onze harten niet aan de uiterlijke tekenen van brood en wijn blijven hangen; maar onze harten opwaarts in de hemel verheffen, waar Jezus Christus is, onze Voorspraak, ter rechterhand zijns hemelsen Vaders, waarheen ook ons de Artikelen van ons christelijk geloof wijzen; niet twijfelende, of wij zullen zo waarachtig door de werking des Heiligen Geestes met zijn lichaam en bloed aan onze zielen gespijzigd en gelaafd worden, als wij het heilige brood en de heilige drank tot zijn gedachtenis ontvangen.

(Bij het breken en uitdelen des broods spreekt de dienaar:)
„Het brood, dat wij breken, is de gemeenschap des lichaams van Christus.” Neemt, eet, gedenkt, en gelooft, dat het lichaam van onzen Here Jezus Christus gebroken is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.

(En als hij den drinkbeker geeft:)
„De drinkbeker der dankzegging, die wij dankzeggende zegenen, is de gemeenschap des bloeds van Christus.” Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft, dat het dierbaar bloed van onzen Here Jezus Christus vergoten is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.
Collecte
ZingenPsalm 32:1,61 Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven;
Die van de straf voor eeuwig is ontheven;
Wiens wanbedrijf, waardoor hij was bevlekt,
Voor 't heilig oog des HEEREN is bedekt.
Welzalig is de mens, wien 't mag gebeuren,
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren,
En die in 't vroom en ongeveinsd gemoed,
Geen snood bedrog, maar blank' oprechtheid voedt.

6 Rechtvaardig volk, verheft uw blijde klanken,
Verheugd in God, naar waarde nooit te danken;
Zingt vrolijk, roemt Zijn deugden t' allen tijd,
Gij, die oprecht van hart en wandel zijt.

LezenAvondmaalsformulier deel 3Geliefden in den Here, dewijl de Here nu aan zijn tafel onze zielen gespijzigd heeft, zo laat ons altezamen zijn naam met dankzegging prijzen; en een iegelijk spreke in zijn hart aldus:

1. Loof den Here, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, zijn heilige naam.
2. Loof den Here, mijn ziel, en vergeet geen van zijn weldaden.
3. Die al uw ongerechtigheid vergeeft; die al uw krankheden geneest;
4. die uw leven verlost van het verderf; die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden.
8. Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en groot van goedertierenheid.
9. Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk de toorn behouden.
10. Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.
11. Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen.
12. Zo ver het Oosten is van het Westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.
13. Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt zich de Here over degenen, die Hem vrezen.
Die ook zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, en ons alles met Hem geschonken. Daarom, bevestigt God daarmede zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren, zo zullen wij ook veel meer door Hem behouden worden van zijn toom, nadat wij door zijn bloed gerechtvaardigd zijn. Want indien wij met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, toen wij nog vijanden waren, veel meer zullen wij behouden worden door zijn leven, nadat wij met Hem verzoend zijn. Daarom zal mijn mond en hart des Heren lof verkondigen, van nu aan tot in der eeuwigheid. Amen.

[Dankgebed:]
O barmhartige God en Vader, wij danken U van ganser harte, dat Gij uit grondeloze barmhartigheid ons uw eniggeboren Zoon tot een Middelaar en offer voor onze zonden, en tot een spijze en drank des eeuwigen levens geschonken hebt; en dat Gij ons geeft een waarachtig geloof, waardoor wij zulke uw weldaden deelachtig worden. Gij hebt ons ook, tot sterking daarvan, door uw lieven Zoon Jezus Christus het Heilig Avondmaal laten instellen en verordenen. Wij bidden U, o getrouwe God en Vader, dat Gij door de werking uws Heiligen Geestes de gedachtenis van onzen Here Jezus Christus, en de verkondiging van zijn dood, ons tot dagelijks toenemen in het rechte geloof, en in de zalige gemeenschap van Christus wilt laten gedijen; door Hem, uw lieven Zoon Jezus Christus. Amen.
ZingenPsalm 65:2,32 Een stroom van ongerechtigheden
Had d' overhand op mij;
Maar ons weerspannig overtreden
Verzoent en zuivert Gij.
Welzalig, dien Gij hebt verkoren,
Dien G' uit al 't aards gedruis
Doet naad'ren, en Uw heilstem horen,
Ja, wonen in Uw huis.

3 Daar zal ons 't goede van Uw woning
Verzaden, reis op reis,
En 't heilig deel, o grote Koning,
Van Uw geducht paleis.
Gij, Gij zult vreselijke dingen
Ons, in gerechtigheid,
Doen horen, en ons blij doen zingen
Van 't heil, voor ons bereid.

ZingenPsalm 33:1,21 Zingt vrolijk, heft de stem naar boven,
Rechtvaardigen, verheft den HEER.
Het past oprechten, God te loven;
Zingt Zijnen groten naam ter eer.
Prijst Hem in uw psalmen,
Met de schoonste galmen;
Roept Zijn weldaân uit;
Laat de keel zich paren
Met den klank der snaren;
Looft Hem met de luit.

2 Roemt nu met nieuwe lofgezangen
De nieuwe blijken van Zijn gunst;
Het speeltuig moet dien toon vervangen;
Heft vrolijk aan, wijdt Hem uw kunst.
Alles moet Hem eren;
Want het woord des HEEREN,
't Richtsnoer Zijner daân,
Is volmaakt rechtvaardig,
Al onz' achting waardig;
Eeuwig zal 't bestaan.

Belijdenis
ZingenPsalm 37:2,32 Stel op den HEER in alles uw betrouwen;
Betracht uw plicht; bewoon het aardrijk; leer
Uw welvaart op Gods trouw volstandig bouwen;
Verlustig u met blijdschap in den HEER;
Dan zal Hij u in liefd' en gunst aanschouwen,
U schenken, wat uw hart van Hem begeer'.

3 Geen ijd'le zorg doe u van 't heilspoor dwalen;
Houd in uw weg het oog op God gericht,
Vertrouw op Hem, en d' uitkomst zal niet falen:
Hij zal welhaast uw recht, voor elks gezicht,
Doen dagen als de morgenzonnestralen,
En blinken als het helder middaglicht.

LezenJohannes 171 Dit sprak Jezus en Hij hief zijn ogen ten hemel en zeide: Vader, de ure is gekomen; verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijke, 2 gelijk Gij Hem macht hebt gegeven over alle vlees, om aan al wat Gij Hem gegeven hebt, eeuwig leven te schenken. 3 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt. 4 Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt. 5 En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. 6 Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij behoorden U toe en Gij hebt hen Mij gegeven en zij hebben uw woord bewaard. 7 Nu weten zij, dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt, 8 want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aangenomen en in waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt. 9 Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid Ik U, maar voor hen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn van U, 10 en al het mijne is het uwe en het uwe is het mijne, en Ik ben in hen verheerlijkt. 11 En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij. 12 Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, en Ik heb over hen gewaakt en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon des verderfs, opdat de Schrift vervuld werd. 13 Maar nu kom Ik tot U en Ik spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle mijn blijdschap in zichzelf mogen hebben. 14 Ik heb hun uw woord gegeven en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet uit de wereld zijn, gelijk Ik niet uit de wereld ben. 15 Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. 16 Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben. 17 Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid. 18 Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden in de wereld; 19 en Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. 20 En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, 21 opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. 22 En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: 23 Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt. 24 Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt - Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld. 25 Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U, en dezen weten, dat Gij Mij gezonden hebt; 26 en Ik heb hun uw naam bekend gemaakt en Ik zal hem bekend maken, opdat de liefde, waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij en Ik in hen.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 33:5,6,115 Geen ding geschiedt er ooit gewisser,
Dan 't hoog bevel van 's HEEREN mond:
Zijn Godd'lijk' almacht spreekt, en 't is er,
Zijn wil gebiedt, en 't wordt terstond.
Schoon de heid'nen samen
List op list beramen,
God verbreekt hun raad;
Schoon de mogendheden
Snood' ontwerpen smeden,
Hij belacht haar haat.

6 Maar d' altoos wijze raad des HEEREN
Houdt eeuwig stand, heeft altoos kracht;
Niets kan Zijn hoog besluit ooit keren;
't Blijft van geslachte tot geslacht.
Zalig moet men noemen,
Die hun Maker roemen
Als hun HEER en God;
't Volk, door Hem tevoren
Gunstig uitverkoren
Tot Zijn erv' en lot.

11 Laat ons alom Zijn lof ontvouwen:
In Hem verblijdt zich ons gemoed,
Omdat wij op Zijn naam vertrouwen,
Dien Naam, zo heilig, groot en goed.
Goedertieren Vader,
Milde zegenader,
Stel Uw vriend'lijk hart,
Op Wiens gunst wij hopen,
Eeuwig voor ons open;
Weer steeds alle smart.

CatechismusZondag 3492 Hoe luidt de wet des Heeren?
God sprak al deze woorden, Ex. 20:1-17 en Deut. 5:6-21: “Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.

Het eerste gebod
Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.

Het tweede gebod
Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen dat onder op de aarde is, noch van hetgeen dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE, uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen, bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.

Het derde gebod
Gij zult den Naam des HEEREN, uws Gods, niet ijdellijk gebruiken, want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt.

Het vierde gebod
Gedenkt de Sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de Sabbat des HEEREN, uws Gods; dan zult gij geen enkel werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is. Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage. Daarom zegende de HEERE den Sabbatdag, en heiligde denzelven.

Het vijfde gebod
Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE, uw God, geeft.

Het zesde gebod
Gij zult niet doodslaan.

Het zevende gebod
Gij zult niet echtbreken.

Het achtste gebod
Gij zult niet stelen.

Het negende gebod
Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

Het tiende gebod
Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is.”

93 Hoe worden deze tien geboden gedeeld?
In twee tafelen; waarvan de eerste leert, hoe wij ons jegens God zullen houden; de andere, wat wij onzen naaste schuldig zijn.

94 Wat gebiedt God in het eerste gebod?
Dat ik, zo lief als mij mijner ziele zaligheid is, alle afgoderij, toverij, waarzegging, superstitie of bijgeloof, aanroeping van de heiligen of van andere schepselen, mijde en vliede, en den enigen waren God recht lere kennen, Hem alleen vertrouwe, in alle ootmoedigheid en lijdzaamheid mij Hem alleen onderwerpe, van Hem alleen alles goeds verwachte, Hem van ganser harte liefhebbe, vreze en ere, alzo, dat ik eer van alle schepselen afga en die varen late, dan dat ik in het allerminste tegen Zijn wil doe.

95 Wat is afgoderij?
Afgoderij is, in de plaats des enigen waren Gods, Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, of benevens Hem, iets anders verzinnen of hebben, waarop de mens zijn vertrouwen zet.
Preek
ZingenPsalm 131:1,21 Mijn hart verheft zich niet, o HEER!
Mijn ogen zijn niet hoog; 'k verkeer,
Ik wandel niet in 't geen te groot,
Te vreemd is voor Uw gunstgenoot.

2 Heb ik mijn ziel niet stil gezet,
En mij verloochend naar Uw wet,
Gelijk het pas gespeende kind
Zich stil bij zijne moeder vindt?

Dankgebed
ZingenPsalm 131:3,43 Mijn ziel, die naar den vrede haakt,
En 't morrend ongenoegen wraakt,
Is in mij als een kind gespeend,
En heeft zich met Uw wil vereend.

4 Dat Isrel op den HEER vertrouw';
Zijn hoop op Gods ontferming bouw',
En stil berust' in Zijn beleid,
Van nu tot in all' eeuwigheid.


Paginahulpmiddelen