liturgie

Dit is een oude revisie van het document!


26 oktober10.30 uur15.00 uur

10.30 uur15.00 uur

ZingenPsalm 80:1,111 Neem, Isrels Herder, neem ter oren;
Die Jozefs kroost, door U verkoren,
Als schapen gunstig hebt geleid;
Die enen troon van heiligheid
U tussen cherubs hebt gesticht;
Verschijn weer blinkend met Uw licht.

11 Behoud ons, HEER der legermachten,
Zo zullen w' ons voor afval wachten;
Zo knielen w' altoos voor U neer.
Getrouwe Herder, breng ons weer;
Verlos ons, toon ons 't lieflijk licht
Van Uw vertroostend aangezicht.

Wet
ZingenPsalm 25:4,54 's HEEREN goedheid kent geen palen;
God is recht, dus zal Hij door
Onderwijzing hen, die dwalen,
Brengen in het rechte spoor.
Hij zal leiden 't zacht gemoed
In het effen recht des HEEREN.
Wie Hem need'rig valt te voet,
Zal van Hem zijn wegen leren.

5 Lout're goedheid, liefdekoorden,
Waarheid zijn des HEEREN paân
Hun, die Zijn verbond en woorden,
Als hun schatten, gadeslaan.
Wil mij, Uwen naam ter eer;
Al mijn euveldaân vergeven!
Ik heb tegen U, o HEER,
Zwaar en menigmaal misdreven.

LezenSpreuken 8:1-141 Roept de Wijsheid niet en verheft de Verstandigheid niet haar stem? 2 Boven op de hoogten aan de weg, daar, waar de paden samenkomen, is zij gaan staan, 3 aan de zijde van de poorten, aan de ingang der stad, waar men de poortdeuren binnengaat, roept zij luide: 4 Tot u, mannen, roep ik en mijn stem gaat uit tot de mensenkinderen! 5 Gij onverstandigen, leert schranderheid, gij dwazen, verstaat het met uw hart. 6 Hoort, want ik zal verheven dingen spreken en mijn lippen openen tot wat recht is. 7 Want waarheid spreekt mijn gehemelte, een gruwel voor mijn lippen is de goddeloosheid. 8 Al de woorden van mijn mond zijn in gerechtigheid gesproken; niets daarin is verdraaid en verkeerd. 9 Zij alle zijn voor de verstandige juist, betrouwbaar voor wie kennis gevonden hebben. 10 Neemt mijn vermaning aan en niet zilver, en kennis boven uitgelezen goud. 11 Want wijsheid is beter dan koralen, al wat men zou kunnen begeren, kan haar niet evenaren. 12 Ik, de Wijsheid, woon bij de schranderheid en ik verkrijg kennis door overleggingen. 13 De vreze des Heren is het kwade te haten; hoogmoed en trots en boze wandel en een mond vol draaierijen haat ik. 14 Mijner zijn raad en overleg, ik ben het inzicht; mijner is de kracht., 22:12-2112 De ogen des Heren bewaken de kennis, maar Hij verijdelt de woorden van de trouweloze. 13 De luiaard zegt: Er is een leeuw op de straat, ik moest eens op het plein gedood worden! 14 De mond van vreemde vrouwen is een diepe groeve; hij, op wie de Here vergramd is, valt daarin. 15 Is dwaasheid vastgehecht in het hart van een knaap, de tuchtroede zal haar vandaar verdrijven. 16 Wie de geringe verdrukt, bevoordeelt hem; wie de rijke geeft, verarmt hem slechts. 17 Neig uw oor en hoor de woorden der wijzen, richt uw hart op mijn kennis. 18 Want het is liefelijk, dat gij ze in uw binnenste bewaart, dat zij alle bestendig op uw lippen zijn. 19 Opdat uw betrouwen op de Here zij, onderricht ik u heden, ja u. 20 Heb ik niet kernspreuken voor u opgeschreven met raadgevingen en kennis, 21 om u bekend te maken de juistheid van betrouwbare woorden, opdat gij uw zender betrouwbare woorden kunt antwoorden?
LezenPrediker 10:1-151 Dode vliegen doen de zalf van de zalfbereider stinkend gisten; een weinig onverstand heeft meer invloed dan wijsheid en eer. 2 De geest van de wijze richt zich naar rechts, maar de geest van de dwaas naar links. 3 Waar de dwaas ook gaat, zijn verstand ontbreekt; hij zegt tot ieder, dat hij een dwaas is. 4 Indien de toorn van een heerser zich tegen u verheft, verlaat dan uw plaats niet, want gelatenheid voorkomt grote misslagen. 5 Er is een kwaad, dat ik zag onder de zon als een dwaling, die bij een machthebber haar oorsprong vond: 6 de dwaas werd op de hoogste posten gesteld, aanzienlijken en rijken zaten in vernedering; 7 slaven zag ik te paard en vorsten te voet gaan als slaven. 8 Wie een kuil graaft, zal er in vallen; en wie een muur doorbreekt, zal door een slang gebeten worden. 9 Wie stenen losbreekt, wordt erdoor gewond; wie hout klooft, loopt daardoor gevaar. 10 Als het ijzer stomp is geworden en men heeft de snede niet gewet, dan moet men zijn krachten meer inspannen, maar het voornaamste om te slagen is wijsheid. 11 Indien een slang bijt vóór de bezwering, dan baat de bezweerder niet. 12 Woorden uit de mond van een wijze zijn innemend, maar de lippen van een dwaas verslinden hemzelf. 13 Het begin der woorden uit zijn mond is onverstand, en het einde van zijn spreken is verderfelijke domheid. 14 De dwaas is het, die vele woorden gebruikt - de mens weet niet, wat er geschiedt, en wie zal hem te kennen geven wat er na hem geschieden zal? 15 Het zwoegen van de dwaas mat hem af, omdat hij de weg naar de stad niet weet.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 231 De God des heils wil mij ten Herder wezen;
'k Heb geen gebrek, 'k heb geen gevaar te vrezen.
Hij zal mij zacht, in liefelijke weiden,
Aan d' oevers van zeer stille waat'ren leiden.
Hij sterkt mijn ziel; richt, om Zijn naam, mijn treden
In 't effen spoor van Zijn gerechtigheden.

2 Ik vrees niet, neen, schoon ik door duistre dalen;
In doodsgevaar, bekommerd om moest dwalen,
Gij blijft mij bij in alle tegenspoeden;
Uw stok en staf zal mij altoos behoeden.
Gij troost mijn ziel, en richt, in mededogen,
De tafel aan, voor mijner haat'ren ogen.

3 Gij zalft mijn hoofd; Gij doet mijn blijdschap groeien,
En van Uw heil mijn beker overvloeien.
Het zalig goed, mij door Uw gunst gegeven,
Verlaat mij niet, maar volgt mij al mijn leven;
Zodat ik in het heilig huis des HEEREN,
Een lange reeks van dagen, blijf verkeren.

TekstPrediker 12:9-119 En behalve dat Prediker wijs geweest is, heeft hij het volk in kennis onderwezen; en hij overwoog en onderzocht, hij stelde vele spreuken op. 10 Prediker zocht welgevallige woorden te vinden, een oprecht geschrift, betrouwbare woorden. 11 De woorden der wijzen zijn als prikkelen; als ingeslagen nagelen zijn de verzamelingen daarvan; gegeven zijn zij door één herder.
Preek
ZingenPsalm 119:9,169 Doe bij Uw knecht weldadigheid, o HEER,
Opdat ik leev', Uw woorden moog' bewaren,
En dat Uw Geest mij ware wijsheid leer',
Mijn oog verlicht', de nevels op doe klaren;
Dat mijne ziel de wond'ren zie en eer',
Die in Uw wet alom zich openbaren.

16 Mijn hart kleeft vast aan waarheid en aan deugd;
Het zal op uw getuigenissen hopen;
Beschaam mij niet; wil mij, in U verheugd,
Tot Uwe vrees, o HEER, gestadig nopen.
Als Gij mijn hart verwijdt door ware vreugd,
Zal ik het pad van Uw geboden lopen.

Dankgebed
ZingenPsalm 100:2-42 De HEER is God; erkent, dat Hij
Ons heeft gemaakt (en geenszins wij)
Tot schapen, die Hij voedt en weidt;
Een volk, tot Zijnen dienst bereid.

3 Gaat tot Zijn poorten in met lof,
Met lofzang in Zijn heilig hof;
Looft Hem aldaar met hart en stem;
Prijst Zijnen naam, verheerlijkt Hem.

4 Want goedertieren is de HEER;
Zijn goedheid eindigt nimmermeer;
Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht
Tot in het laatste nageslacht.

ZingenPsalm 74:19,2019 Beschouw, herdenk Uw vastgestaafd verbond;
Laat dat Uw hart tot ons in liefd' ontvonken;
Het land is vol van duist're moordspelonken,
Vanwaar 't geweld ons grieft met wond op wond.

20 Dat elk verdrukt' Uw bijstand eens erlang';
Laat, laat Uw volk niet schaamrood wederkeren;
Maar wil van hen ellend' en nooddruft weren,
Opdat z' Uw naam verheffen in gezang.

Belijdenis
ZingenPsalm 22:11,1511 Verlos mij van den leeuw, die woedt en tiert;
Verhoor mij, HEER, en red mij van 't gediert',
Dat, sterk van hoorn, rondom mij henen zwiert;
Mij staat naar 't leven,
Dan wordt Uw naam door mij met roem verheven;
'k Zal Uwen lof
Mijn broederen vertellen;
'k Heb, in Uw huis bij al mijn metgezellen,
Dan prijzensstof.

15 Wie vet is, eet, en knielt voor Isrels HEER;
Wie 't stof bewoont, bukt mede voor Hem neer;
En wie zijn ziel bij 't leven nu niet meer
Heeft kunnen houden.
Het vrome zaad van die op God betrouwden
Zal, door Zijn kracht,
Hem dienen, voor Hem leven;
Het zal den HEER eens worden aangeschreven,
ln 't nageslacht.

LezenLucas 23:13-4313 Pilatus nu riep de overpriesters en de oversten en het volk bijeen en zeide tot hen: 14 Gij hebt deze mens bij mij gebracht als iemand, die het volk afvallig maakt, en zie, ik heb Hem in uw tegenwoordigheid verhoord en in deze mens geen enkele grond gevonden voor datgene, waarvan gij Hem beschuldigt. 15 En ook Herodes niet; want hij heeft Hem tot ons teruggezonden. En zie, er is niets door Hem bedreven, dat de dood verdient. 16 Ik zal Hem dus geselen en dan loslaten. 17 [Want hij was verplicht hun op het feest iemand los te laten.] 18 Maar zij schreeuwden als één man, zeggende: Weg met Hem, laat ons Barabbas los! 19 En deze was wegens een oproer, dat in de stad was voorgevallen, en een doodslag gevangengezet. 20 Doch Pilatus richtte zich wederom met luider stem tot hen, omdat hij Jezus wenste los te laten. 21 Maar zij riepen terug en zeiden: Kruisig Hem, kruisig Hem! 22 Hij zeide voor de derde maal tot hen: Wat heeft deze dan toch voor kwaad gedaan? Ik heb niets in Hem gevonden, waarop de doodstraf staat. Ik zal Hem dus geselen en dan loslaten! 23 Maar zij drongen aan en eisten onder luid geschreeuw, dat Hij gekruisigd zou worden, en hun geschreeuw werd al sterker. 24 En Pilatus besliste, dat aan hun eis moest worden voldaan. 25 En hij liet de man los, die wegens oproer en doodslag was gevangengezet, die zij eisten, doch Jezus gaf hij over aan hun wil. 26 En toen zij Hem wegleidden, grepen zij een zekere Simon van Cyrene, die van het land kwam, en legden hem het kruis op om het achter Jezus aan te dragen. 27 En Hem volgde een grote menigte van volk en van vrouwen, die zich op de borst sloegen en over Hem weeklaagden. 28 En Jezus wendde Zich tot haar en zeide: Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen, 29 want zie, er komen dagen, waarop men zeggen zal: Zalig de onvruchtbaren, en de schoot, die niet heeft gebaard, en de borsten, die niet hebben gezoogd. 30 Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons, en tot de heuvelen: Bedekt ons. 31 Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden? 32 Er werden ook nog twee misdadigers weggeleid, om met Hem te worden terechtgesteld. 33 En toen zij aan de plaats gekomen waren, die Schedel genoemd wordt, kruisigden zij Hem daar en ook de misdadigers, de ene aan zijn rechterzijde en de andere aan zijn linkerzijde. 34 En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. En zij wierpen het lot om zijn klederen te verdelen. 35 En het volk stond erbij en zag toe. Ook de oversten hoonden en zeiden: Anderen heeft Hij gered, laat Hij nu Zichzelf redden, indien Hij de Christus Gods is, de uitverkorene! 36 Ook de soldaten kwamen naderbij om Hem te bespotten en brachten Hem zure wijn, 37 en zeiden: Indien Gij de Koning der Joden zijt, red dan Uzelf! 38 Er was ook een opschrift boven Hem: Dit is de Koning der Joden. 39 Eén der gehangen misdadigers lasterde Hem: Zijt Gij niet de Christus? Red Uzelf en ons! 40 Maar de andere antwoordde en zeide, hem bestraffende: Vreest zelfs gij God niet, nu gij hetzelfde vonnis ontvangen hebt? 41 En wij terecht, want wij ontvangen vergelding, naar wat wij gedaan hebben, maar deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. 42 En hij zeide: Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt. 43 En Hij zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 59:1,4,51 Red mij, o God, uit 's vijands handen;
Verlos mij van de dwingelanden.
Uw heil zij, tegen 't wreed geweld,
Mij tot een hoog vertrek gesteld.
Mijn God, 't behaag' U, mij t' ontzetten;
Daar d' overtreders van Uw wetten,
Die niet dan slinkse gangen gaan,
Bloeddorstig mij naar 't leven staan.

4 De snoodste laster stroomt d' ontaarden
Ten mond' uit; ja, geslepen zwaarden
Zijn op hun lippen; ieder woord
Is schimp, vervloeking, wraak en moord.
"Wie hoort het?" vragen z' onder 't woeden.
Maar Gij, o Schutsheer aller goeden,
Zult hen belachen, en den spot
Haast drijven met al 't heidens rot.

5 Mijn vijand roem' op zijn vermogen;
Maar ik, ik sla op U mijn ogen;
Ik wacht op Uwe hulp, o HEER;
Gij zijt mijn hoog vertrek, mijn eer.
'k Zal God met goedertierenheden
Mij eerlang tegemoet zien treden,
En mij welhaast gewroken zien,
Aan hen, die listig mij bespiên.

CatechismusZondag 40105 Wat eist God in het zesde gebod?
Dat ik mijn naaste noch met gedachten, noch met woorden of enig gebaar, veel minder met de daad, door mijzelven of door anderen ontere, hate, kwetse of dode; maar dat ik alle wraakgierigheid aflegge; ook mijzelven niet kwetse of moedwilliglijk in enig gevaar begeve; waarom ook de overheid het zwaard draagt om den doodslag te weren.

106 Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken?
God, verbiedende den doodslag, leert ons, dat Hij den wortel des doodslags als nijd, haat, toorn en wraakgierigheid, haat en zulks alles voor een doodslag houdt.

107 Maar is het genoeg, dat wij onzen naaste, zoals tevoren gezegd is, niet doden?
Neen; want God, verbiedende den nijd, haat en toorn, gebiedt, dat wij onzen naaste liefhebben als onszelf, en jegens hem geduld, vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen, zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren, en ook onzen vijanden goed doen.
Preek
ZingenPsalm 133:1,31 Ai ziet, hoe goed, hoe lief'lijk is 't, dat zonen
Van 't zelfde huis, als broeders, samen wonen,
Daar 't liefdevuur niet wordt verdoofd;
't Is als de zalf op 's Hogepriesters hoofd,
De zalf, waarmee hij is aan God gewijd,
Die door haar reuk het hart verblijdt.

3 Waar liefde woont, gebiedt de HEER den zegen:
Daar woont Hij Zelf, daar wordt Zijn heil verkregen,
En 't leven tot in eeuwigheid.

Dankgebed
ZingenPsalm 116:2,5,82 Ik lag gekneld in banden van den dood,
Daar d' angst der hel mij allen troost deed missen;
Ik was benauwd, omringd door droefenissen;
Maar riep den HEER dus aan in al mijn nood:

5 Gij hebt, o HEER, in 't dood'lijkst tijdsgewricht
Mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen,
Mijn voet geschraagd; dies zal ik, voor Gods ogen,
Steeds wandelen in 't vrolijk levenslicht.

8 Nu zal ik voor de weldaân, die 'k genoot,
Aan Hem, naar mijn geloften, eer bewijzen,
Hem onder al Zijn gunstgenoten prijzen.
Hoe kost'lijk is in 's HEEREN oog hun dood!


Paginahulpmiddelen