liturgie

Dit is een oude revisie van het document!


2 november10.30 uur15.00 uur

10.30 uur15.00 uur

ZingenPsalm 131:1-31 Mijn hart verheft zich niet, o HEER!
Mijn ogen zijn niet hoog; 'k verkeer,
Ik wandel niet in 't geen te groot,
Te vreemd is voor Uw gunstgenoot.

2 Heb ik mijn ziel niet stil gezet,
En mij verloochend naar Uw wet,
Gelijk het pas gespeende kind
Zich stil bij zijne moeder vindt?

3 Mijn ziel, die naar den vrede haakt,
En 't morrend ongenoegen wraakt,
Is in mij als een kind gespeend,
En heeft zich met Uw wil vereend.

Wet
ZingenPsalm 37:2,62 Stel op den HEER in alles uw betrouwen;
Betracht uw plicht; bewoon het aardrijk; leer
Uw welvaart op Gods trouw volstandig bouwen;
Verlustig u met blijdschap in den HEER;
Dan zal Hij u in liefd' en gunst aanschouwen,
U schenken, wat uw hart van Hem begeer'.

6 't Zachtmoedig volk zal eens den vollen vrede
Genieten, in de zoetste rust verblijd,
En erven d' aard'. Hoe ook de booz' en wrede
Op d' onschuld loer', de tanden kners' van spijt,
Hoe listig hij op haar zijn aanslag smede,
De HEER belacht het wrokken van dien nijd.

LezenHebreeën 12:22-13:1622 Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, 23 en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, 24 en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel. 25 Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. Want als genen niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die zijn godsspraak op aarde deed horen, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen (spreekt). 26 Toen heeft zijn stem de aarde doen wankelen, doch thans heeft Hij een belofte gegeven, zeggende: Nog eenmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven. 27 Dit: nog eenmaal, doelt op een verandering der wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is. 28 Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag, 29 want onze God is een verterend vuur. 1 Laat de broederlijke liefde blijven. 2 Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, engelen geherbergd. 3 Denkt aan de gevangenen, alsof gij met hen gevangen waart; aan hen, die mishandeld worden, als (mensen), die ook zelf een lichaam hebt. 4 Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen. 5 Laat uw wijze van doen onbaatzuchtig zijn, weest tevreden met wat gij hebt. Want Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. 6 Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? 7 Houdt uw voorgangers in gedachtenis, die het woord Gods tot u hebben gesproken; let op het einde van hun wandel en volgt hun geloof na. 8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. 9 Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen; want het is goed, dat het hart zijn vastheid vindt in genade en niet in spijzen: wie het hierin zochten, hebben er geen baat bij gevonden. 10 Wij hebben een altaar, waarvan zij, die de dienst voor de tabernakel verrichten, niet mogen eten. 11 Want van de dieren, waarvan het bloed als zondoffer door de hogepriester in het heiligdom werd gebracht, werd het lichaam buiten de legerplaats verbrand. 12 Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden. 13 Laten wij derhalve tot Hem uitgaan buiten de legerplaats en zijn smaad dragen. 14 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige. 15 Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden. 16 En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 72:2,4,10,112 De bergen zullen vrede dragen,
De heuvels heilig recht;
Hij zal hun vrolijk op doen dagen,
Het heil, hun toegezegd.
't Ellendig volk wordt dan uit lijden
Door Zijnen arm gerukt;
Hij zal nooddruftigen bevrijden;
Verbrijz'len, wie verdrukt.

4 't Rechtvaardig volk zal welig groeien;
Daar twist en wrok verdwijnt,
Zal alles door den vrede bloeien,
Totdat geen maan meer schijnt.
Van zee tot zee zal Hij regeren,
Zover men volk'ren kent;
Men zal Hem van d' Eufraat vereren,
Tot aan des aardrijks end.

10 Dan zal, na zoveel gunstbewijzen,
't Gezegend heidendom
't Geluk van dezen Koning prijzen,
Die Davids troon beklom.
Geloofd zij God, dat eeuwig Wezen,
Bekleed met mogendheên;
De HEER, in Israël geprezen,
Doet wond'ren, Hij alleen.

11 Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen;
Men loov' Hem vroeg en spâ;
De wereld hoor', en volg' mijn zangen,
Met Amen, Amen, na.

TekstHebreeën 13:20,2120 De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden, 21 bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
Preek
ZingenPsalm 125:1,41 Hij zal noch wank'len, noch bezwijken,
Die op den HEER vertrouwt,
En op Zijn goedheid bouwt;
Hij zal, als Sions berg, nooit wijken,
Wiens grondslag door geen aards vermogen
Ooit wordt bewogen.

4 Geef, HEER, den goeden Uwen zegen;
Doe wèl aan 't vroom gemoed;
Maar hem, die onrecht doet,
En die zich neigt tot kromme wegen,
Zal God verdoen; doch Isrel leven
En vrede geven.

Dankgebed
ZingenPsalm 85:1,41 Gij hebt Uw land, o HEER, die gunst betoond,
Dat Jakobs zaad opnieuw in vrijheid woont;
De schuld Uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan;
Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan;
Gij vindt in gunst, en niet in wraak, Uw lust;
De hitte van Uw gramschap is geblust.
O heilrijk God, weer verder ons verdriet,
Keer af Uw wraak, en doe Uw toorn te niet.

4 Dan wordt genâ van waarheid blij ontmoet;
De vrede met een kus van 't recht gegroet;
Dan spruit de trouw uit d' aarde blij omhoog;
Gerechtigheid ziet neer van 's hemels boog;
Dan zal de HEER ons 't goede weer doen zien;
Dan zal ons 't land zijn volle garven biên;
Gerechtigheid gaat voor Zijn aangezicht,
Hij zet z' alom, waar Hij Zijn treden richt.

ZingenPsalm 108:1,71 Mijn hart, o Hemelmajesteit,
Is tot Uw dienst en lof bereid.
'k Zal zingen voor den Opperheer;
'k Zal psalmen zingen tot Zijn eer.
Gij, zachte harp, gij schelle luit,
Waakt op; dat niets uw klanken stuit';
'k Zal in den dageraad ontwaken,
En met gezang mijn God genaken.

7 O God, die 's lands benauwdheid ziet,
Red toch Uw volk uit zijn verdriet;
Want 's mensen heil is ijdelheid;
Maar als Gods almacht ons geleidt,
Dan doen w' in Hem de kloekste daân,
Zodat wij duizenden verslaan;
Want allen, die ons wederstreven,
Zal Hij vertreden en doen sneven.

Belijdenis
ZingenGezang 24:1,21 Een vaste burcht is onze God.
Een toevlucht voor de zijnen.
Al drukt het leed,
al dreigt het lot,
Hij doet Zijn hulp verschijnen.
De vijand rukt vast aan
met opgestoken vaan.
Hij draagt zijn rusting nog
van gruwelen bedrog.
Maar zal als kaf verdwijnen.

2 Geen aardse macht begeren wij;
die gaat wel ras verloren!
Ons staat de sterke Held terzij,
die God ons heeft verkoren,
Vraagt Gij Zijn naam? Zo weet,
dat Hij de Christus heet,
Gods eengeboren Zoon,
Verwinnaar op de troon!
De zeeg' is Hem beschoren.

LezenEfeziërs 51 Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, 2 en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk. 3 Maar van hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht mag onder u zelfs geen sprake zijn, zoals het heiligen betaamt, 4 en evenmin van onwelvoegelijkheid en zotte of losse taal, die geen pas geven, doch veeleer van dankzegging. 5 Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God. 6 Laat niemand u misleiden met drogredenen, want door zulke dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. 7 Doet dan niet met hen mede. 8 Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts, 9 - want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid - , 10 en toetst wat de Here welbehagelijk is. 11 En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer, 12 want het is zelfs schandelijk om te noemen, wat heimelijk door hen wordt verricht; 13 maar als dat alles door het licht ontmaskerd wordt, komt het aan de dag; want al wat aan de dag komt is licht. 14 Daarom heet het: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. 15 Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, 16 u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad. 17 Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is. 18 En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest, 19 en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte, 20 dankt te allen tijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles, 21 en weest elkander onderdanig in de vreze van Christus. 22 Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Here, 23 want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt. 24 Welnu, gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man, in alles. 25 Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, 26 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, 27 en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet. 28 Zo zijn [ook] de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; 29 want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente, 30 omdat wij leden zijn van zijn lichaam. 31 Daarom zal een man [zijn] vader en [zijn] moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. 32 Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente. 33 Intussen ook gij, laat ieder voor zich zijn eigen vrouw zó liefhebben als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man.
Gebed
Collecte
ZingenPsalm 50:6,7,96 "Roept in den nood tot Mij, uw God en HEER,
Dan help Ik u, en gij geeft Gode d' eer".
Maar Zijne taal tot goddelozen luidt:
"Waarom toch spreekt gij Mijne wetten uit?
Wat roemt gij u als Mijn verbondelingen,
Daar g' u door woord noch straffen laat bedwingen?"

7 "Ziet gij een dief, gij loopt met hem en steelt;
Gij zijt het, die met overspelers deelt
In 't vuil vermaak van hun ontuchtigheên;
Uw mond is vol van ongebonden reên;
Uw snode tong is afgericht op liegen,
En steeds gewend aan veinzen en bedriegen."

9 "Verstaat dit toch, vergeters van Gods wet,
Opdat Ik niet verscheur', en niemand redd'.
Wie 't dankbaar hart Mij biedt ter offerand',
Die geeft Mij eer, en elk, die met verstand
Zijn wegen richt, mag op Mijn gunst vertrouwen;
Ik zal Gods heil hem eeuwig doen aanschouwen.".

CatechismusZondag 41108 Wat leert ons het zevende gebod?
Dat alle onkuisheid van God vervloekt is, en dat wij daarom, haar van harte vijand zijnde, kuis en ingetogen leven moeten, hetzij in den heiligen huwelijken staat of daarbuiten.

109 Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreken en dergelijke schandelijkheden?
Dewijl ons lichaam en ziel tempelen des Heiligen Geestes zijn, zo wil Hij, dat wij ze beide zuiver en heilig bewaren; daarom verbiedt Hij alle onkuise daden, gebaren, woorden, gedachten, lusten, en wat den mens daartoe trekken kan.
Preek
ZingenPsalm 128:1,21 U mag men zalig heten,
Dien 's HEEREN vrees be
koort;
Die, met een goed geweten,
Steeds wandelt naar Zijn
woord.
Gij zult uw nooddruft vinden
Door d' arbeid van uw hand;
Wat g' u moogt onderwinden,
Komt, naar uw wens, tot stand.

2 Uw echtvriendin zal bloeien,
Gelijk een wijnstok
tiert,
Die, vruchtrijk onder 't groeien,
Uw huismuur dekt en
siert.
Niets zal uw welvaart stuiten;
Uw kroost zal blij en fris,
Als groen' olijvenspruiten,
Versieren uwen dis.

Dankgebed
ZingenPsalm 128:3,43 Dit lot is u beschoren,
Zo gij, met diep ont
zag,
Naar 's HEEREN wet blijft horen;
Voor u zal, dag aan
dag,
Het heil uit Sion vloeien;
Gij zult, zolang gij leeft,
Jeruzalem zien bloeien,
't Welk God Zijn zegen geeft.

4 Blijft gij op Hem betrouwen,
Dan zult gij, op uw
beê,
't Kroost van uw kroost aanschouwen.
In Israël zij
vreê.


Paginahulpmiddelen