psalmberijming:1773:123

Psalm 123

123:1 Ik hef tot U, die in den hemel zit,
Mijn o
gen op, en bid;
Gelijk een knecht ziet op de hand zijns heren,
Om nooddruft
te begeren,
En 't oog der maagd is op haar vrouw geslagen,
Om hulp of gunst te
vragen;
Zo slaan wij 't oog op onzen HEER, tot Hij
Ook ons ge
nadig zij.

123:2 Geef ons genâ, geef ons genâ, o HEER,
En red
ons tot Uw eer;
Wij zijn reeds moe van al de schamp're woorden,
Die wij van
smaders hoorden;
Ons treurig hart is moe van al het spotten,
En 't honend samen
rotten
Der hovaardij, die need'rigen veracht,
En weelde
rig belacht.


Paginahulpmiddelen