psalmberijming:1773:136

Psalm 136

136:1 Looft den HEER, want Hij is goed;
Looft Hem met een blij gemoed;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:2 Looft den groten God, Wiens troon
Hoger rijst dan die der goôn;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:3 Looft der heren Opperheer;
Buigt u need'rig voor Hem neer;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:4 Looft Gods macht, die onbeperkt,
Gadeloze wond'ren werkt;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:5 Looft Gods wijsheid; door Zijn woord
Bracht Hij al de heem'len voort;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:6 D' aard' hief uit der waat'ren schoot
Zich omhoog, toen God 't gebood;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:7 God schiep aan des hemels trans
Grote lichten, rijk van glans;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:8 Aan de zon schonk Gods gezag
D' opperheerschappij bij dag;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:9 Maan en sterren, min in pracht,
Schonk Hij heerschappij bij nacht;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:10 Looft Hem, die Egypte's staat
Sloeg in 't eerstgeboren zaad;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:11 Looft den HEER, wiens heerschappij
Isrel voerd' uit slavernij;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:12 Looft den HEER, wiens sterke hand
Isrel leidd' uit Faros land;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:13 Looft Hem, die het Rode meer
Heeft verdeeld voor Mozes' heir;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:14 Die, door dien verdeelden plas,
Israëls Geleider was;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:15 Die vorst Faro's legermacht
In de Schelfzee t' onder bracht;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:16 Die Zijn volk, als bij de hand,
Leidde door woestijn en zand.
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:17 Die, tot wering van 't geweld
Koningen heeft neergeveld;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:18 Die de vorsten, trots van moed,
Heeft doen smoren in hun bloed;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:19 Looft Hem, die den Amoriet
Van zijn grootsen zetel stiet;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:20 Looft Hem, wiens geduchte macht
Bazans koning t' onder bracht;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:21 Die hun land, dat d' ogen streelt,
Israël heeft toegedeeld;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:22 Looft Hem, nu die erfenis,
Naar Zijn woord bevestigd is;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:23 Die in onzen lagen stand,
Ons genadig bood de hand;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:24 Die ons, onder 't leed gebukt,
Heeft uit 's vijands macht gerukt;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:25 Looft Hem, looft Hem, al wat leeft,
Die al 't vlees zijn voedsel geeft;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:26 Geeft den God des hemels eer;
Lof zij aller scheps'len HEER;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.


Paginahulpmiddelen