belijdenis:heidelbergse-catechismus:zondag-1

Zondag 1

1. 1:1 Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
Dat ik met lichaam en ziel,
beide in het leven en sterven,1)
niet mijn,2) maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben,3)
die met Zijn dierbaar bloed
voor al mijn zonden volkomenlijk betaald4)
en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft,5)
en alzo bewaart,6)
dat zonder den wil mijns hemelse Vader
geen haar van mijn hoofd vallen kan;7)
ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet,8)
waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert,9)
en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.10)

2. Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in deze troost zaliglijk leven en sterven moogt?
Drie stukken.11)
Ten eerste: hoe groot mijn zonden en ellende zijn.12)
Ten andere: hoe ik van al mijn zonden verlost worde.13)
En ten derde: hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn.14)

1)
Romeinen 14:8 – “Want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren.”
2)
1 Korintiërs 6:19 – “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?”
3)
1 Korintiërs 3:23 – “Doch gij zijt van Christus, en Christus is van God.” Titus 2:14 – “Die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken.”
4)
1 Petrus 1:18,19 – “Wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam.” 1 Johannes 1:7 – “Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” 1 Johannes 2:2 – “En Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.” 1 Johannes 2:12 – “Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns naams wil.”
5)
Hebreeën 2:14 – “Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen”. 1 Johannes 3:8 – “Wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.” Johannes 8:34-36 – “Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde. En de slaaf blijft niet eeuwig in het huis, de zoon blijft er eeuwig. Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn.”
6)
Johannes 6:39 – “En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage.” Johannes 10:28 – “En Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven.” 2 Tessalonicenzen 3:3 – “Maar wèl getrouw is de Here, die u sterken zal en u bewaren voor de boze.” 1 Petrus 1:5 – “Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.”
7)
Matteüs 10:30 – “En de haren van uw hoofd zijn ook alle geteld.” Lucas 21:18 – “Doch geen haar van uw hoofd zal teloor gaan”.
8)
Romeinen 8:28 – “Wij weten nu, dat [God] alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn.”
9)
2 Korintiërs 1:22 – “Die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft.” 2 Korintiërs 5:5 – “God is het, die ons juist dáártoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand gegeven heeft.” Efeziërs 1:14 – “Die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.” Romeinen 8:16 – “Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.”
10)
Romeinen 8:14 – “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.” 1 Johannes 3:3 – “En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is.”
11)
Matteüs 11:28-30 – “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht.” Efeziërs 5:8 – “Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts”.
12)
Johannes 9:41 – “Jezus zeide tot hen: Indien gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; daarom blijft uw zonde.” Matteüs 9:12 – “Hij hoorde het en zeide: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn.” Romeinen 3:10 – “Gelijk geschreven staat: Niemand is rechtvaardig, ook niet één”. 1 Johannes 1:9,10 – “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet.”
13)
Johannes 17:3 – “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.” Handelingen 4:12 – “En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.” Handelingen 10:43 – “Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam.”
14)
Efeziërs 5:10 – “En toetst wat de Here welbehagelijk is.” Psalm 50:14 – “Offer Gode lof en betaal de Allerhoogste uw geloften”. Matteüs 5:16 – “Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.” 1 Petrus 2:12 – “En dat gij een goede wandel leidt onder de heidenen, opdat zij, nader toeziende op datgene, waarin zij u als boosdoeners belasteren, op grond van uw goede werken God mogen verheerlijken ten dage der bezoeking.” Romeinen 6:13 – “En stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God.” 2 Timoteüs 2:15 – “Maak er ernst mede u wèl beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid.”


Paginahulpmiddelen