belijdenis:heidelbergse-catechismus

Heidelbergse Catechismus

Zondag 1

1. 1:1 Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
Dat ik met lichaam en ziel,
beide in het leven en sterven,1)
niet mijn,2) maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben,3)
die met Zijn dierbaar bloed
voor al mijn zonden volkomenlijk betaald4)
en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft,5)
en alzo bewaart,6)
dat zonder den wil mijns hemelse Vader
geen haar van mijn hoofd vallen kan;7)
ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet,8)
waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert,9)
en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.10)

2. Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in deze troost zaliglijk leven en sterven moogt?
Drie stukken.11)
Ten eerste: hoe groot mijn zonden en ellende zijn.12)
Ten andere: hoe ik van al mijn zonden verlost worde.13)
En ten derde: hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn.14)

Zondag 2

3. Waaruit kent gij uw ellende?
Uit de wet Gods.15)

4. Wat eist de wet Gods van ons?
Dat leert ons Christus in een hoofdsom,
Matteüs 22:37-4037 Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. 38 Dit is het grote en eerste gebod. 39 Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. 40 Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.: “Gij zult liefhebben den Heere, uw God,
met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand,
en met geheel uw kracht.
Dit is het eerste en het grote gebod.
En het tweede, aan dit gelijk, is:
Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven.
Aan deze twee geboden hangt de ganse Wet en de Profeten”.16)

5. 2:55 Zij zeiden tot hem: Te Betlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet. Kunt gij dit alles volkomenlijk houden?
Neen ik;17)
want ik ben van nature geneigd
God en mijn naaste te haten.18)

Zondag 3

6. 3:66 en zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen, onder belijdenis van hun zonden. Heeft dan God den mens alzo boos en verkeerd geschapen?
Neen Hij; maar God heeft den mens goed19)
en naar Zijn evenbeeld geschapen,20)
dat is in ware gerechtigheid en heiligheid,
opdat hij God zijn Schepper recht kennen,
Hem van harte liefhebben
en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou,
om Hem te loven en te prijzen.21)

7. 3:77 Toen hij nu zag, dat vele van de Farizeeën en Sadduceeën tot de doop kwamen, zeide hij tot hen: Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? Vanwaar komt dan zulke verdorven aard des mensen?
Uit den val en de ongehoorzaamheid
onzer eerste voorouders, Adam en Eva,
in het paradijs,22)
waar onze natuur
alzo is verdorven geworden,
dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden.23)

8. 3:88 Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt. Maar zijn wij alzo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad?
Ja wij;24)
tenzij dan dat wij door den Geest Gods
wedergeboren worden.25)

Zondag 4

9. 4:99 en zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. Doet dan God den mens niet onrecht, dat Hij in Zijn wet van hem eist wat hij niet doen kan?
Neen Hij;
want God heeft den mens alzo geschapen,
dat hij dat kon doen;
maar de mens heeft zichzelven
en al zijn nakomelingen,
door het ingeven des duivels
en door moedwillige ongehoorzaamheid,
van deze gaven beroofd.

10. 4:1010 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Wil God zulke ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten?
Neen Hij, geenzins;
maar Hij vertoornt Zich schrikkelijk
beide over de aangeboren en werkelijke zonden,
en wil die door een rechtvaardig oordeel
tijdelijk en eeuwiglijk straffen;
gelijk Hij gesproken heeft:
“Vervloekt is een iegelijk,
die niet blijft in al hetgeen geschreven is
in het boek der wet, om dat te doen.”

11. 4:1111 Toen liet de duivel Hem met rust en zie, engelen kwamen en dienden Hem. Is dan God ook niet barmhartig?
God is wel barmhartig,
maar Hij is ook rechtvaardig;
daarom zo eist Zijn gerechtigheid
dat de zonde,
welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is,
ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf
aan lichaam en ziel gestraft worde.

Zondag 5

12. 5:1212 Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten vóór u vervolgd. Aangezien wij dan naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben, is er enig middel, waardoor wij deze straf zouden kunnen ontgaan en wederom tot genade komen?
God wil, dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede;
daarom moeten wij aan haar,
óf door onszelven, óf door een ander,
volkomenlijk betalen.

13. 5:1313 Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Maar kunnen wij door onszelf betalen?
In generlei wijze,
maar wij maken ook de schuld
nog dagelijks meerder.

14. 5:1414 Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Kan ook ergens een bloot schepsel gevonden worden, dat voor ons betale?
Neen; want ten eerste wil God
aan geen ander schepsel de schuld straffen,
die de mens gemaakt heeft;
ten andere zo kan ook geen bloot schepsel
den last van den eeuwigen toorn Gods tegen de zonde dragen
en andere schepselen daarvan verlossen.

15. 5:1515 Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Wat moeten wij dan voor een Middelaar en Verlosser zoeken?
Zulk een,
Die een waarachtig en rechtvaardig mens is,
en nochtans ook sterker dan alle schepselen,
dat is, Die ook tegelijk waarachtig God is.

Zondag 6

16. 6:1616 En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de huichelaars, een somber gelaat; want zij maken hun aangezicht ontoonbaar, om zich aan de mensen te vertonen, wanneer zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. Waarom moet Hij een waarachtig en rechtvaardig mens zijn?
Omdat de rechtvaardigheid Gods vorderde,
dat de menselijke natuur,
die gezondigd had,
voor de zonde betaalde;26)
en dat een mens,
zelf een zondaar zijnde,
niet kon voor anderen betalen.27)

17. 6:1717 Maar gij, zalf uw hoofd, als gij vast, en was uw gelaat. Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn?
Opdat Hij, uit kracht Zijner Godheid,28)
den last van den toorn Gods29)
aan Zijn mensheid zou kunnen dragen,30)
en ons de gerechtigheid
en het leven zou kunnen verwerven en wedergeven.31)

18. 6:1818 om u niet bij uw vasten aan de mensen te vertonen, maar aan uw Vader, die in het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. Maar wie is deze Middelaar, Die tegelijk waarachtig God32) en een waarachtig33) rechtvaardig mens is?34)
Onze Heere Jezus Christus,35)
Die ons van God
tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking,
en tot een volkomen verlossing geschonken is.36)

19. 6:1919 Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen. Waaruit weet gij dat?
Uit het heilig Evangelie,
hetwelk God Zelf eerstelijk
in het paradijs heeft geopenbaard,37)
en daarna door de heilige patriarchen38)
en profeten39) laten verkondigen,
en door de offeranden
en andere ceremoniën der Wet laten voorbeelden,40)
en ten laatste door Zijn eniggeboren Zoon vervuld.41)

Zondag 7

20. 7:2020 Zo zult gij hen dan aan hun vruchten kennen. Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden?
Neen zij,42)
maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen.43)

21. 7:2121 Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Wat is een waar geloof?
Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, dat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft,44)
maar ook een vast vertrouwen,45) hetwelk de Heilige Geest46) door het Evangelie in mijn hart werkt,47) dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid48) van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil.49)

22. 7:2222 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? Wat is dan een Christen nodig te geloven?
Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt,50) hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof in een hoofdsom leren.

23. 7:2323 En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid. Hoe luiden die Artikelen?
Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onzen Heere;
Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria;
Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;
ten derden dage wederom opgestaan van de doden;
opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders;
vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
Ik geloof in den Heiligen Geest.
Ik geloof een heilige, algemene, Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen;
vergeving der zonden;
wederopstanding des vleses;
en een eeuwig leven.

Zondag 8

24. 8:2424 En zie, er kwam een grote onstuimigheid op de zee, zodat de golven over het schip sloegen; maar Hij sliep. Hoe worden deze Artikelen gedeeld?
In drie delen.
Het eerste, is van God den Vader en onze schepping.
Het andere, van God den Zoon en onze verlossing.
Het derde, van God den Heiligen Geest en onze heiligmaking.

25. 8:2525 En zij kwamen en maakten Hem wakker en zeiden: Here, help ons, wij vergaan! Aangezien er maar één enig Goddelijk Wezen is,51)
waarom noemt gij den Vader, den Zoon en den Heilige Geest?

Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard heeft,52)
dat deze drie onderscheidene Personen
de enige, waarachtige en eeuwige God zijn.

Zondag 9

26. 9:2626 En de roep hierover verbreidde zich in die gehele streek. Wat gelooft gij met deze woorden: “Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde?”
Dat de eeuwige Vader onzes Heeren Jezus Christus,
Die hemel en aarde, met al wat er in is,
uit niet geschapen heeft,53)
Die ook door Zijn eeuwigen raad en voorzienigheid
ze nog onderhoudt en regeert,54)
om Zijns Zoons Christus wil mijn God en mijn Vader is;55)
op Welken ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel
of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen,56)
en ook al het kwaad dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt,
mij ten beste keren;57)
dewijl Hij zulks doen kan als een almachtig God,58)
en ook doen wil als een getrouw Vader.59)

Zondag 10

27. 10:2727 Wat Ik u zeg in het donker, zegt het in het licht; wat gij u in het oor hoort fluisteren, predikt het van de daken. Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods?
De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods,60)
door welke Hij hemel en aarde,
mitsgaders alle schepselen,
gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert,61)
dat loof en gras, regen en droogte,62)
vruchtbare en onvruchtbare jaren,
spijze en drank, gezondheid en krankheid,63)
rijkdom en armoede,64)
en alle dingen, niet bij geval,
maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen.65)

28. 10:2828 En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel. Waartoe dient ons dat wij weten dat God alles geschapen heeft en nog door Zijn voorzienigheid onderhoudt?
Dat wij in allen tegenspoed geduldig,66)
in voorspoed dankbaar zijn mogen,67)
en in alles dat ons nog toekomen kan,
een goed toevoorzicht hebben op onzen getrouwen God en Vader,68)
dat ons geen schepsel van Zijn liefde scheiden zal,69)
aangezien alle schepselen alzo in Zijn hand zijn,
dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen.70)

Zondag 11

29. 11:2929 neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen. Waarom wordt de Zone ‘Jezus’, dat is Zaligmaker, genoemd?
Omdat Hij ons zalig maakt
en van al onze zonden verlost;71)
daarbenevens, dat bij niemand anders
enige zaligheid te zoeken of te vinden is.72)

30. Geloven dan die ook aan den enigen Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf, of ergens elders zoeken?
Neen zij;
maar zij verloochenen met de daad
den enigen Heiland Jezus,
ofschoon zij met den mond in Hem roemen;73)
want van tweeën één:
óf Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn,
óf die dezen Zaligmaker met waar geloof aannemen,
moeten alles in Hem hebben,
dat tot hun zaligheid van node is.74)

Zondag 12

31. 12:31 Waarom is Hij Christus, dat is een Gezalfde, genaamd?
Omdat Hij van God den Vader verordineerd is,
en met den Heiligen Geest gezalfd,75)
tot onzen hoogsten Profeet en Leraar,76)
Die ons den verborgen raad en wil Gods
van onze verlossing volkomenlijk geopenbaard heeft;77)
en tot onzen enigen Hogepriester,78)
Die ons met de enige offerande Zijns lichaams verlost heeft,79)
en voor ons met Zijn voorbidding steeds tussentreedt bij den Vader;80)
en tot onzen eeuwigen Koning,
Die ons met Zijn Woord en Geest regeert,
en ons bij de verworven verlossing beschut en behoudt.81)

32. 12:32 Maar waarom wordt gij een Christen genaamd?82)
Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus83)
en alzo Zijner zalving deelachtig ben,84)
opdat ik Zijn Naam belijde,85)
en mijzelven tot een levend dankoffer Hem offere,86)
en met een vrije en goede consciëntie
in dit leven tegen de zonde en den duivel strijde,87)
en hiernamaals in eeuwigheid
met Hem over alle schepselen regere.88)

Zondag 13

33. Waarom is Hij Gods eniggeboren Zoon genaamd, zo wij toch ook Gods kinderen zijn?
Daarom dat Christus alleen de eeuwige natuurlijke Zone Gods is,89)
maar wij zijn om Zijnentwil
uit genade tot kinderen Gods aangenomen.90)

34. Waarom noemt gij Hem onzen Heere?
Omdat Hij ons met lichaam en ziel
van al onze zonden,
niet met goud of met zilver,
maar met Zijn dierbaar bloed gekocht,
en van alle heerschappij des duivels verlost heeft,
en ons alzo Zich tot een eigendom gemaakt.91)

Zondag 14

35. Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria?
Dat de eeuwige Zone Gods,
Die waarachtig en eeuwig God is92) en blijft,93)
ware menselijke natuur,
uit het vlees en bloed der maagd Maria,94)
door de werking des Heiligen Geestes, aangenomen heeft,95)
opdat Hij ook het ware zaad Davids zij,96)
Zijn broederen in alles gelijk,97)
uitgenomen de zonde.98)

36. Wat nuttigheid verkrijgt gij door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus?
Dat Hij onze Middelaar is,99)
en met Zijn onschuld en volkomen heiligheid
mijn zonde,
waarin ik ontvangen en geboren ben,
voor Gods aangezicht bedekt.100)

Zondag 15

37. Wat verstaat gij door het woordeken: ‘geleden’?
Dat Hij aan lichaam en ziel,
den gansen tijd Zijns levens op de aarde,
maar inzonderheid aan het einde Zijns levens,
den toorn Gods
tegen de zonde des gansen menselijken geslachts gedragen heeft,101)
opdat Hij met Zijn lijden,
als met het enige zoenoffer,102)
ons lichaam en onze ziel van de eeuwige verdoemenis verloste,103)
en ons Gods genade, gerechtigheid
en het eeuwige leven verwierve.104)

38. Waarom heeft Hij ‘onder den rechter Pontius Pilatus’ geleden?
Opdat Hij,
onschuldig onder de wereldlijken rechter veroordeeld zijnde,105)
ons daarmede van het strenge oordeel Gods,
dat over ons gaan zou, bevrijdde.106)

39. Heeft dat iets meer in, dat Hij gekruisigd is geweest, dan of Hij met een anderen dood gestorven ware?
Ja het; want daardoor ben ik zeker,
dat Hij de vervloeking, die op mij lag,
op Zich geladen heeft;107)
dewijl de dood des kruises van God vervloekt was.108)

Zondag 16

40. Waarom heeft Christus Zich tot “in den dood” moeten vernederen?
Daarom, dat vanwege de gerechtigheid
en waarheid Gods109)
niet anders voor onze zonden kon betaald worden,
dan door den dood des Zoons Gods.110)

41. Waarom is Hij begraven geworden?
Om daarmede te betuigen,
dat Hij waarachtiglijk gestorven was.111)

42. Zo dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het dat wij ook moeten sterven?
Onze dood is geen betaling voor onze zonden,112)
maar alleen een afsterving van de zonden
en een doorgang tot het eeuwige leven.113)

43. Wat verkrijgen wij meer voor nuttigheid uit de offerande en den dood van Christus aan het kruis?
Dat door Zijn kracht onze oude mens
met Hem gekruisigd, gedood en begraven wordt,114)
opdat de boze lusten des vleses in ons niet meer regeren,115)
maar dat wij onszelf
Hem tot een offerande der dankbaarheid opofferen.116)

44. Waarom volgt daar: “Nedergedaald ter helle”?
Opdat ik in mijn hoogste aanvechtingen
verzekerd zij en mij ganselijk vertrooste,
dat mijn Heere Jezus Christus
door Zijn onuitsprekelijke benauwdheid,
smarten, verschrikking en helse kwelling,
in welke Hij in Zijn ganse lijden,117)
(maar inzonderheid aan het kruis) gezonken was,
mij van de helse benauwdheid en pijn verlost heeft.118)

Zondag 17

45. Wat nut ons de opstanding van Christus?
Ten eerste heeft Hij door Zijn opstanding den dood overwonnen,
opdat Hij ons de gerechtigheid,
die Hij door Zijn dood ons verworven had,
kon deelachtig maken.119)
Ten andere worden ook wij door Zijn kracht
opgewekt tot een nieuw leven.120)
Ten derde is ons de opstanding van Christus
een zeker pand onzer zalige opstanding.121)

Zondag 18

46. Wat verstaat gij daarmede: “Opgevaren ten hemel”?
Dat Christus
voor de ogen Zijner jongeren
van de aarde ten hemel is opgeheven,122)
en dat Hij ons ten goede daar is,123)
totdat Hij wederkomt,
om te oordelen de levenden en de doden.124)

47. Is dan Christus niet bij ons tot aan het einde der wereld, gelijk Hij ons beloofd heeft?
Christus is waarachtig mens en waarachtig God.
Naar Zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde;125)
maar naar Zijn Godheid,
majesteit, genade en Geest
wijkt Hij nimmermeer van ons.126)

48. Maar zo de mensheid niet overal is waar de Godheid is, worden dan de twee naturen in Christus niet van elkander gescheiden?
Ganselijk niet;
want dewijl de Godheid door niets kan ingesloten worden
en overal tegenwoordig is,127)
zo moet volgen,
dat zij wel buiten haar aangenomen mensheid is,128)
en nochtans niettemin ook
in haar is en persoonlijk met haar verenigd blijft.129)

49. Wat nut ons de hemelvaart van Christus?
Ten eerste dat Hij in den hemel
voor het aangezicht Zijns Vaders onze Voorspreker is.130)
Ten andere dat wij ons vlees in den hemel
tot een zeker pand hebben,
dat Hij, als het Hoofd,
ons, Zijn lidmaten,
ook tot Zich zal nemen.131)
Ten derde dat Hij ons Zijn Geest
tot een tegenpand zendt,132)
door Wiens kracht wij zoeken wat daarboven is,
waar Christus is,
zittende ter rechterhand Gods,
en niet wat op de aarde is.133)

Zondag 19

50. Waarom wordt daarbij gezet: “Zittende ter rechterhand Gods”?
Dewijl Christus daarom ten hemel gevaren is,
opdat Hij Zichzelven daar bewijze
als het Hoofd Zijner Christelijk Kerk,134)
door Wien de Vader alle dingen regeert.135)

51. Wat nuttigheid brengt ons deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus?
Eerstelijk, dat Hij door Zijn Heilige Geest
in ons, Zijn lidmaten,
de hemelse gaven uitgiet.136)
Daarna, dat Hij ons met Zijn macht
tegen alle vijanden beschut en bewaart.137)

52. Wat troost u de “wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden”?
Dat ik in alle droefenis en vervolging
met opgerichten hoofde
even Denzelfde,
Die Zich tevoren om mijnentwil voor Gods gericht gesteld
en al den vloek van mij weggenomen heeft,
tot een Rechter uit den hemel verwachte,138)
Die al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen,139)
maar mij met alle uitverkorenen
tot Zich in de hemelse blijdschap en heerlijkheid nemen zal.140)

Zondag 20

53. Wat gelooft gij van den Heiligen Geest?
Eerstelijk dat Hij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is.141)
Ten andere dat Hij ook mij gegeven is,142)
opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make143),
mij trooste144)
en bij mij eeuwiglijk blijve.145)

Zondag 21

54. Wat gelooft gij van de heilige algemene Christelijke Kerk?
Dat de Zone Gods146)
uit het ganse menselijke geslacht
zich een gemeente,
tot het eeuwige leven uitverkoren,
door zijn Geest en Woord,
in enigheid des waren geloofs,
van den beginne der wereld tot aan het einde,
vergadert, beschermt en onderhoudt;
en dat ik daarvan een levend lidmaat ben,
en eeuwig zal blijven.

55. Efeziërs 21:55 – “”. Wat verstaat gij door de gemeenschap der heiligen?
Eerstelijk, dat de gelovigen, allen en een iegelijk,
als lidmaten aan den Heere Christus en al zijn schatten en gaven gemeenschap hebben.
Ten andere, dat elk zich moet schuldig weten,
zijn gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten
gewilliglijk en met vreugde aan te wenden.

56. Efeziërs 21:56 – “”. Wat gelooft gij van de vergeving der zonden?
Dat God, om des genoegdoens van Christus' wil,
al mijn zonden,
ook mijn zondige aard, waarmede ik al mijn leven lang te strijden heb,
nimmermeer wil gedenken,
maar mij uit genade de gerechtigheid van Christus schenken,
opdat ik nimmermeer in het gericht Gods kome.

Zondag 22

57. Efeziërs 22:57 – “”. Wat troost geeft u de opstanding des vleses?
Dat niet alleen mijn ziel
na dit leven van stonden aan
tot Christus, haar Hoofd,
zal opgenomen worden,147)
maar dat ook dit mijn vlees,
door de kracht van Christus opgewekt zijnde,
wederom met mijn ziel verenigd
en aan het heerlijk lichaam van Christus
gelijkvormig zal worden.148)

58. Efeziërs 22:58 – “”. Wat troost schept gij uit het artikel van het eeuwige leven?
Dat, nademaal ik nu
het beginsel der eeuwige vreugde
in mijn hart gevoel,149)
ik na dit leven
volkomen zaligheid bezitten zal,
die geen oog gezien,
geen oor gehoord heeft,
en in geens mensen hart opgeklommen is,
en dat, om God daarin eeuwiglijk te prijzen.150)

Zondag 23

59. Efeziërs 23:59 – “”. Maar wat baat het u nu dat gij dit alles gelooft?
Dat ik in Christus
voor God rechtvaardig ben,
en een erfgenaam des eeuwigen levens.151)

60. Efeziërs 23:60 – “”. Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?
Alleen door een waar geloof in Jezus Christus;152)
alzo dat, al is het dat mij mijn consciëntie aanklaagt
dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd
en geen daarvan gehouden heb,153)
en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben,154)
nochtans God,
zonder enige verdienste mijnerzijds,155)
uit louter genade156)
mij de volkomen genoegdoening,157)
gerechtigheid en heiligheid van Christus158) schenkt en toerekent,159)
evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan,
ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht,
die Christus voor mij volbracht heeft,160)
in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem.161)

61. Efeziërs 23:61 – “”. Waarom zegt gij dat gij alleen door het geloof rechtvaardig zijt?
Niet, dat ik vanwege de waardigheid
mijns geloofs Gode aangenaam ben;
maar daarom,
dat alleen de genoegdoening,
gerechtigheid en heiligheid van Christus
mijn gerechtigheid voor God is,162)
en dat ik die niet anders
dan alleen door het geloof
aannemen en mij toe-eigenen kan.163)

Zondag 24

62. Efeziërs 24:62 – “”. Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?
Daarom, dat de gerechtigheid,
die voor Gods gericht bestaan kan,
gans volkomen
en der wet Gods
in alle stukken gelijkvormig zijn moet164),
en dat ook onze beste werken
in dit leven alle onvolkomen
en met zonden bevlekt zijn.165)

63. Efeziërs 24:63 – “”. Hoe? Verdienen onze goede werken niet, die God nochtans in dit en in het toekomende leven wil belonen?
Deze beloning geschiedt niet uit verdienste,
maar uit genade.166)

64. Efeziërs 24:64 – “”. Maar maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen?
Neen zij;
want het is onmogelijk,
dat, zo wie Christus
door een waarachtig geloof ingeplant is,
niet zou voortbrengen
vruchten der dankbaarheid.167)

Zondag 25

65. Efeziërs 25:65 – “”. Aangezien dan alleen het geloof ons Christus en al Zijn weldaden deelachtig maakt, vanwaar komt zulk geloof?
Van den Heiligen Geest,168)
Die het geloof in onze harten werkt
door de verkondiging des Heiligen Evangelies,
en het sterkt
door het gebruik van de Sacramenten.169)

66. Efeziërs 25:66 – “”. Wat zijn sacramenten?
De Sacramenten zijn heilige
zichtbare waartekenen en zegelen,
van God ingezet,
opdat Hij ons door het gebruik daarvan
de belofte des Evangelies
des te beter te verstaan geve en verzegele;
namelijk, dat Hij ons
vanwege het enige slachtoffer van Christus
aan het kruis volbracht,
vergeving der zonden en het eeuwige leven
uit genade schenkt.170)

67. Efeziërs 25:67 – “”. Zijn dan beide, het Woord en de Sacramenten, daarhenen gericht, of daartoe verordend, dat zij ons geloof op de offerande van Jezus Christus aan het kruis, als op den enigen grond onzer zaligheid, wijzen?
Ja zij toch;
want de Heilige Geest leert ons
in het Evangelie
en verzekert ons door de Sacramenten,
dat onze volkomen zaligheid
in de enige offerande van Christus staat,
die voor ons aan het kruis geschied is.

68. Efeziërs 25:68 – “”. Hoeveel Sacramenten heeft Christus in het Nieuwe Verbond of Testament ingezet?
Twee, namelijk den Heiligen Doop en het Heilig Avondmaal.

Zondag 26

69. Efeziërs 26:69 – “”. Hoe wordt gij in den Heiligen Doop vermaand en verzekerd dat de enige offerande van Christus, aan het kruis geschied, u ten goede komt?
Alzo, dat Christus dit uitwendig waterbad ingezet171)
en daarbij toegezegd heeft,172)
dat ik zo zekerlijk
met Zijn bloed en Geest
van de onreinigheid mijner ziel,
dat is, van al mijn zonden, gewassen ben,173)
als ik uitwendig met het water,
hetwelk de onzuiverheid des lichaams pleegt weg te nemen,
gewassen ben.

70. Efeziërs 26:70 – “”. Wat is dat, met het bloed en den Geest van Christus gewassen te zijn?
Het is vergeving der zonden
van God uit genade te hebben
om des bloeds van Christus' wil,
hetwelk Hij in Zijn offerande aan het kruis
voor ons uitgestort heeft;174)
daarna ook,
door den Heiligen Geest vernieuwd
en tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn,
opdat wij hoe langer hoe meer der zonden afsterven,
en in een Godzalig, onstraffelijk leven wandelen.175)

71. Efeziërs 26:71 – “”. Waar heeft ons Christus toegezegd, dat Hij ons zo zekerlijk met Zijn bloed en Geest wassen wil, als wij met het doopwater gewassen worden?
In de inzetting des Doops, welke alzo luidt:
“Gaat dan henen, onderwijst al de volken,
hen dopende in den Naam des Vaders,
en des Zoons, en des Heiligen Geestes” (Matteüs 28:1919 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.);
En: “Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden;
maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden” (Marcus 16:1616 Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.).
Deze belofte wordt ook herhaald,
waar de Schrift den Doop
het bad der wedergeboorte
en de afwassing der zonden noemt;
“Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid,
die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid,
door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes” (Titus 3:55 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest.);
“En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen, en uw zonden afwassen, aanroepende den Naam des Heeren” (Handelingen 22:1616 En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam.).

Zondag 27

72. 27:72. Is dan het uiterlijk waterbad de afwassing der zonden zelf?
Neen het;176)
want alleen het bloed van Jezus Christus
en de Heilige Geest
reinigt ons van alle zonden.177)

73. 27:73. Waarom noemt dan de Heilige Geest den Doop het bad der wedergeboorte en de afwassing der zonden?
God spreekt alzo niet zonder grote oorzaak;
namelijk niet alleen om ons daarmede te leren,
dat, gelijk de onzuiverheid des lichaams
door het water, alzo ook onze zonden
door het bloed en den Geest van Jezus Christus
weggenomen worden,178)
maar veelmeer,
omdat Hij ons door dit Goddelijk pand
en waarteken wil verzekeren
dat wij zo waarachtiglijk
van onze zonden geestelijk gewassen zijn,
als wij uitwendig met het water gewassen worden.179)

74. 27:74. Zal men ook de jonge kinderen dopen?
Ja het; want mitsdien zij
alzowel als de volwassenen
in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn,180)
en dat hun door Christus' bloed
de verlossing van de zonden181)
en de Heilige Geest, Die het geloof werkt,
niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt,182)
zo moeten zij ook door den Doop,
als door het teken des verbonds,
der christelijke kerk ingelijfd
en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden,183)
gelijk in het Oude Verbond of Testament
door de Besnijdenis geschied is,184)
voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is.185)

Zondag 28

75. 28:75. Hoe wordt gij in het Heilig Avondmaal vermaand en verzekerd dat gij aan de enige offerande van Christus, aan het kruis volbracht, en aan al Zijn goed gemeenschap hebt?
Alzo, dat Christus mij en allen gelovigen
tot Zijn gedachtenis
van dit gebroken brood te eten
en van dezen drinkbeker te drinken bevolen heeft,
en daarbij ook beloofd heeft;186)

76. 28:76. Wat is dat te zeggen, het gekruisigd lichaam van Christus eten en Zijn vergoten bloed drinken?
Het is niet alleen met een gelovig hart
het ganse lijden en sterven van Christus aannemen
en daardoor vergeving der zonden
en het eeuwige leven verkrijgen,187)
maar ook daarbenevens door den Heiligen Geest,
Die èn in Christus èn in ons woont,
alzo met Zijn heilig lichaam
hoe langer hoe meer verenigd worden,188)
dat wij, al is het dat Christus in den hemel is189)
en wij op aarde zijn,
nochtans vlees van Zijn vlees
en been van Zijn gebeente zijn,190)
en dat wij door één Geest
(gelijk de leden van een lichaam door één ziel)
eeuwiglijk leven en geregeerd worden.191)

77. 28:77. Waar heeft Christus beloofd dat Hij de gelovigen zo zekerlijk alzo met Zijn lichaam en bloed wil spijzen en laven, als zij van dit gebroken brood eten en van dezen drinkbeker drinken?
In de inzetting des Avondmaals, welke alzo luidt:192)
“De Heere Jezus, in den nacht, in welken Hij verraden werd, nam het brood; en als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt” (1 Korinthe 11:23-2623 Toen deze aankwam en de genade Gods zag, verheugde hij zich en wekte allen op om naar het voornemen van hun hart de Here trouw te blijven; 24 want hij was een goed man, vol van de heilige Geest en van geloof. En een brede schare werd de Here toegevoegd. 25 En hij vertrok naar Tarsus om Saulus te zoeken; en toen hij hem gevonden had, bracht hij hem naar Antiochië. 26 En het geschiedde, dat zij een vol jaar in de gemeente gastvrij ontvangen werden en een brede schare leerden en dat de discipelen het eerst te Antiochië Christenen genoemd werden.).
Deze toezegging wordt ook herhaald door den heiligen Paulus, waar hij spreekt:
“De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus? Want één brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn” (1 Korinthe 10:16-1716 En dit geschiedde tot driemaal toe, en terstond werd het voorwerp weer opgenomen in de hemel. 17 Terwijl Petrus bij zichzelf in onzekerheid was, wat het gezicht, dat hij gezien had, betekenen mocht, zie, daar waren de mannen, die door Cornelius afgezonden waren, bij hun navraag naar het huis van Simon aan het voorportaal gekomen.).

Zondag 29

78. 29:78. Wordt dan uit brood en wijn het wezenlijk lichaam en bloed van Christus?
Neen;193) maar gelijk het water in den Doop
niet in het bloed van Christus veranderd wordt,
noch de afwassing der zonden zelve is
(waarvan het alleen een Goddelijk waarteken en verzekering is),194)
alzo wordt ook het brood in het Avondmaal
niet het lichaam van Christus zelf,195)
hoewel het naar den aard
en de eigenschap der Sacramenten196)
het lichaam van Christus Jezus genaamd wordt.

79. 29:79. Waarom noemt dan Christus het brood Zijn lichaam en den drinkbeker Zijn bloed, of het Nieuwe Testament in Zijn bloed, en Paulus de gemeenschap des lichaams en bloeds van Christus?
Christus spreekt alzo niet zonder grote oorzaak;
namelijk, niet alleen om ons daarmede te leren,
dat, gelijk als brood en wijn dit tijdelijk leven onderhouden,
alzo ook Zijn gekruisigd lichaam en Zijn vergoten bloed
de waarachtige spijs en drank zijn,
waardoor onze zielen ten eeuwigen leven gevoed worden;197)
maar veelmeer om ons
door deze zichtbare tekenen en panden te verzekeren,
dat wij zo waarachtiglijk
Zijns waren lichaams en bloeds
door de werking des Heiligen Geestes deelachtig worden,
als wij deze heilige waartekenen
met den lichamelijken mond tot Zijn gedachtenis ontvangen,198)
en dat al Zijn lijden en gehoorzaamheid
zo zekerlijk onze eigene is,
als hadden wij zelf in onzen eigen persoon
alles geleden en Gode voor onze zonden genoeg gedaan.

Zondag 30

80. 30:80. Wat onderscheid is er tussen het Avondmaal des Heeren en de paapse Mis?
Het Avondmaal des Heeren betuigt ons,
dat wij volkomen vergeving van al onze zonden hebben
door de enige offerande van Jezus Christus,
die Hij Zelf eenmaal aan het kruis volbracht heeft,199)
en dat wij door den Heiligen Geest Christus worden ingelijfd,200)
Die nu naar Zijn menselijke natuur
niet op de aarde maar in den hemel is,
ter rechterhand Gods Zijns Vaders,201)
en daar van ons wil aangebeden zijn.202)
Maar de Mis leert,
dat de levenden en de doden niet door het lijden van Christus
vergeving der zonden hebben,
tenzij dat Christus nog dagelijks voor hen
van de Mispriesters geofferd worde,
en dat Christus lichamelijk onder de gestalte des broods en wijns is,
en daarom ook daarin moet aangebeden worden.
En alzo is de Mis in den grond anders niet,
dan een verloochening der enige offerande
en des lijdens van Jezus Christus,
en een vervloekte afgoderij.203)

81. 30:81. Voor wie is het Avondmaal des Heeren ingesteld?
Voor degenen,
die zichzelf vanwege hun zonden mishagen,
en nochtans vertrouwen,
dat deze hun om Christus' wil vergeven zijn,
en dat ook de overblijvende zwakheid
met Zijn lijden en sterven bedekt is;
die ook begeren, hoe langer hoe meer
hun geloof te sterken en hun leven te beteren.
Maar de hypocrieten
en die zich niet met waren harte tot God bekeren,
die eten en drinken zichzelf een oordeel.204)

82. 30:82. Zal men ook diegenen tot dit Avondmaal laten komen, die zich met hun belijdenis en hun leven als ongelovige en goddeloze mensen aanstellen?
Neen; want alzo wordt het verbond Gods ontheiligd,
en Zijn toorn over de ganse gemeente verwekt.205)
Daarom is de christelijke kerk schuldig,
naar de ordening van Christus en Zijn apostelen,
zulken, totdat zij betering huns levens bewijzen,
door de sleutelen des hemelrijks uit te sluiten.

Zondag 31

83. 31:83. Wat zijn de sleutelen des hemelrijks?
De verkondiging des heiligen evangelies
en de christelijke ban
of uitsluiting uit de christelijke gemeente,
door welke twee stukken
het hemelrijk den gelovigen opengedaan,
en den ongelovigen toegesloten wordt.

84. 31:84. Hoe wordt het hemelrijk door de prediking des heiligen evangelies ontsloten en toegesloten?
Alzo, als, volgens het bevel van Christus,
aan de gelovigen, allen en een iegelijk,
verkondigd en openlijk betuigd wordt, dat hun,
zo dikwijls als zij de beloftenis des Evangelies
met een waar geloof aannemen,
waarachtelijk al hun zonden van God,
om der verdiensten van Christus' wil,
vergeven zijn;
daarentegen allen ongelovigen,
en die zich niet van harte bekeren,
verkondigd en betuigd wordt,
dat de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis op hen ligt,
zolang als zij zich niet bekeren;206)
naar welk getuigenis des Evangelies
God zal oordelen,
beide in dit en in het toekomende leven.

85. 31:85. Hoe wordt het hemelrijk toegesloten en ontsloten door den christelijken ban?
Alzo, als, volgens het bevel van Christus,
degenen, die onder den christelijken naam
onchristelijke leer of leven voeren,
nadat zij, ettelijke malen broederlijk vermaand zijnde,
van hun dwalingen
of hun schandelijk leven niet willen aflaten,
de gemeente, of degenen die van de gemeente daartoe verordineerd zijn,
aangebracht worden; en,
zo zij aan de vermaning zich niet storen,
van henlieden door het verbieden der sacramenten
uit de christelijke gemeente,
en van God Zelf uit het rijk van Christus gesloten worden;
en wederom
als lidmaten van Christus en Zijn gemeente aangenomen,
zo wanneer zij waarachtige betering beloven en bewijzen.207)

Zondag 32

86. 32:86. Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?
Daarom, dat Christus,
nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht
en vrijgemaakt heeft,
ons ook door Zijn Heiligen Geest
tot Zijn evenbeeld vernieuwt,
opdat wij ons met ons ganse leven
Gode dankbaar voor Zijn weldaden bewijzen,208)
en Hij door ons geprezen worde.209)
Daarna ook, dat elk bij zichzelf
van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij,210)
en dat door onzen godzaligen wandel
onze naasten ook voor Christus gewonnen worden.211)

87. 32:87. Kunnen dan die niet zalig worden, die, in hun goddeloos ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet bekeren?
In generlei wijze;
want de Schrift zegt, dat
geen onkuise, afgodendienaar,
echtbreker, dief, geldgierige,
dronkaard, lasteraar,
noch rover, noch dergelijke,
het Rijk Gods beërven zal.212)

Zondag 33

88. 33:88. In hoeveel stukken bestaat de waarachtige bekering des mensen?
In twee stukken:
in de afsterving des ouden,
en in de opstanding des nieuwen mensen.213)

89. 33:89. Wat is de afsterving des ouden mensen?
Het is een hartelijk leedwezen
dat wij God door onze zonden vertoornd hebben,
en die hoe langer hoe meer haten en vlieden.214)

90. 33:90. Wat is de opstanding des nieuwen mensen?
Het is een hartelijke vreugde in God
door Christus,215)
en lust en liefde
om naar den wil Gods
in alle goede werken te leven.216)

91. 33:91. Maar wat zijn goede werken?
Alleen die uit waar geloof,217)
naar de wet Gods,218)
alleen Hem ter ere geschieden,219)
en niet die op ons goeddunken
of op menseninzettingen gegrond zijn.220)

Zondag 34

92. 34:92. Hoe luidt de wet des Heeren?
God sprak al deze woorden, Exodus 20:1-171 Toen sprak God al deze woorden: 2 Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. 3 Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. 4 Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. 5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, 6 en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. 7 Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. 8 Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; 9 zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; 10 maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. 11 Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die. 12 Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Here, uw God, u geven zal. 13 Gij zult niet doodslaan. 14 Gij zult niet echtbreken. 15 Gij zult niet stelen. 16 Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. 17 Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is. en Deuteronomium 5:6-216 Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. 7 Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. 8 Gij zult u geen gesneden beeld maken van enige gestalte, die boven in de hemel of onder op de aarde is of die in de wateren onder de aarde is. 9 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen en aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, 10 en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. 11 Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. 12 Onderhoud de sabbatdag, dat gij die heiligt, zoals de Here, uw God, u geboden heeft. 13 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, 14 maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw rund, noch uw ezel, noch uw overige vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten zoals gij; 15 want gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de Here, uw God, u vandaar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekte arm; daarom heeft u de Here, uw God, geboden de sabbatdag te houden. 16 Eer uw vader en uw moeder, zoals de Here, uw God, u geboden heeft, opdat uw dagen verlengd worden en het u wèl ga in het land, dat de Here, uw God, u geeft. 17 Gij zult niet doodslaan. 18 En gij zult niet echtbreken. 19 En gij zult niet stelen. 20 En gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. 21 En gij zult niet begeren uws naasten vrouw, gij zult uw zinnen niet zetten op uws naasten huis, noch op zijn akker, noch op zijn dienstknecht, zijn dienstmaagd, zijn rund, zijn ezel, noch op iets, dat van uw naaste is.:
“Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.

Het eerste gebod
Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.

Het tweede gebod
Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen dat onder op de aarde is, noch van hetgeen dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE, uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen, bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.

Het derde gebod
Gij zult den Naam des HEEREN, uws Gods, niet ijdellijk gebruiken, want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt.

Het vierde gebod
Gedenkt de Sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de Sabbat des HEEREN, uws Gods; dan zult gij geen enkel werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is. Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage. Daarom zegende de HEERE den Sabbatdag, en heiligde denzelven.

Het vijfde gebod
Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE, uw God, geeft.

Het zesde gebod
Gij zult niet doodslaan.

Het zevende gebod
Gij zult niet echtbreken.

Het achtste gebod
Gij zult niet stelen.

Het negende gebod
Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

Het tiende gebod
Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is.”

93. 34:93. Hoe worden deze tien geboden gedeeld?
In twee tafelen;221)
waarvan de eerste leert,
hoe wij ons jegens God zullen houden;
de andere, wat wij onzen naaste schuldig zijn.222)

94. 34:94. Wat gebiedt God in het eerste gebod?
Dat ik,
zo lief als mij mijner ziele zaligheid is,
alle afgoderij,223) toverij,
waarzegging, superstitie of bijgeloof,224)
aanroeping van de heiligen of van andere schepselen,225)
mijde en vliede,
en den enigen waren God recht lere kennen,226)
Hem alleen vertrouwe,227)
in alle ootmoedigheid228) en lijdzaamheid
mij Hem alleen onderwerpe,229)
van Hem alleen alles goeds230) verwachte,
Hem van ganser harte liefhebbe,231)
vreze232) en ere,233) alzo,
dat ik eer van alle schepselen afga
en die varen late,
dan dat ik in het allerminste tegen Zijn wil doe.234)

95. 34:95. Wat is afgoderij?
Afgoderij is, in de plaats des enigen waren Gods,
Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft,
of benevens Hem,
iets anders verzinnen of hebben,
waarop de mens zijn vertrouwen zet.235)

Zondag 35

96. 35:96. Wat eist God in het tweede gebod?
Dat wij God in generlei wijze afbeelden,236)
en op geen andere wijze vereren,
dan Hij in Zijn Woord bevolen heeft.237)

97. 35:97. Mag men dan ganselijk geen beelden maken?
God kan noch mag in generlei wijze afgebeeld worden.238)
Maar de schepselen,
al is het dat zij mogen afgebeeld worden,
zo verbiedt toch God,
hun beeltenis te maken en te hebben,
om die te vereren,
of God daardoor te dienen.239)

98. 35:98. Maar zou men de beelden in de kerken als boeken der leken niet mogen dulden?
Neen; want wij moeten niet wijzer zijn dan God,
Dewelke zijn christenen
niet door stomme beelden,240)
maar door de levende verkondiging Zijns Woords
wil onderwezen hebben.241)

Zondag 36

99. 36:99. Wat wil het derde gebod?
Dat wij niet alleen met vloeken242),
of met valsen eed243),
maar ook met onnodig zweren244),
den Naam Gods niet lasteren noch misbruiken,
noch ons met ons stilzwijgen en toezien
zulke schrikkelijke zonden deelachtig maken245);
en in het kort,
dat wij den heiligen Naam Gods
anders niet dan met vreze en eerbied gebruiken246),
opdat Hij van ons recht beleden247), aangeroepen248),
en in al onze woorden en werken geprezen worde249).

100. 36:100. Is het dan zo grote zonde, Gods Naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God Zich ook over diegenen vertoornt, die, zoveel als hun mogelijk is, het vloeken en zweren niet helpen weren en verbieden?
Ja gewisselijk;250)
want er is geen groter zonde,
noch die God meer vertoornt,
dan de lastering Zijns Naams;
waarom Hij die ook met den dood te straffen bevolen heeft251).

Zondag 37

101. 37:101. Maar mag men ook godzaliglijk bij den Naam Gods een eed zweren?
Ja, als het de overheid van haar onderdanen
of anderszins ook de nood vordert,
om trouw en waarheid daardoor te bevestigen,
en dat tot Gods eer en des naasten heil;
want zulk eedzweren is in Gods Woord gegrond,252)
en daarom ook van de heiligen
in het Oude en Nieuwe Testament
recht gebruikt geweest.253)

102. 37:102. Mag men ook bij de heiligen, of bij enige andere schepselen, een eed zweren?
Neen; want een rechten eed zweren
is God aanroepen,
dat Hij, als Die alleen het hart kent,
der waarheid getuigenis wil geven,
en mij straffe, indien ik valselijk zweer;254)
welke eer aan geen schepsel toebehoort.255)

Zondag 38

103. 38:103. Wat gebiedt God in het vierde gebod?
Eerstelijk, dat de kerkedienst, of het predikambt,
en de scholen onderhouden worden,256)
en dat ik, inzonderheid op den sabbat,
dat is, op den rustdag,
tot de gemeente Gods naarstiglijk kome,257)
om Gods Woord te horen,258)
de Sacramenten te gebruiken,259)
God den Heere openlijk aan te roepen,260)
en den armen christelijke handreiking te doen;261)
ten andere, dat ik al de dagen mijns levens
van mijn boze werken ruste,
den Heere door Zijn Geest in mij werken late,
en alzo den eeuwigen sabbat in dit leven aanvange.262)

Zondag 39

104. 39:104 Wat wil God in het vijfde gebod?
Dat ik mijn vader en mijn moeder,
en allen die over mij gesteld zijn,
alle eer, liefde en trouw bewijze,
en mij hunner goede leer en straf
met behoorlijke gehoorzaamheid onderwerpe,263)
en ook met hun zwakheid en gebreken geduld hebbe,264)
aangezien het Gode belieft,
ons door hun hand te regeren.265)

Zondag 40

105. 40:105. Wat eist God in het zesde gebod?
Dat ik mijn naaste
noch met gedachten,
noch met woorden of enig gebaar,
veel minder met de daad,
door mijzelven of door anderen ontere,
hate, kwetse of dode;266)
maar dat ik alle wraakgierigheid aflegge;267)
ook mijzelven niet kwetse
of moedwilliglijk in enig gevaar begeve;268)
waarom ook de overheid het zwaard draagt
om den doodslag te weren.269)

106. 40:106. Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken?
God, verbiedende den doodslag,
leert ons, dat Hij den wortel des doodslags
als nijd,270) haat,271) toorn272) en wraakgierigheid,
haat en zulks alles voor een doodslag houdt.273)

107. 40:107. Maar is het genoeg, dat wij onzen naaste, zoals tevoren gezegd is, niet doden?
Neen; want God, verbiedende den nijd, haat en toorn,
gebiedt, dat wij onzen naaste liefhebben als onszelf,274)
en jegens hem geduld, vrede, zachtmoedigheid,
barmhartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen,275)
zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren,276)
en ook onzen vijanden goed doen.277)

Zondag 41

108. 41:108. Wat leert ons het zevende gebod?
Dat alle onkuisheid van God vervloekt is,278)
en dat wij daarom,
haar van harte vijand zijnde,279)
kuis en ingetogen leven moeten,280)
hetzij in den heiligen huwelijken staat of daarbuiten.281)

109. 41:109. Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreken en dergelijke schandelijkheden?
Dewijl ons lichaam en ziel
tempelen des Heiligen Geestes zijn,
zo wil Hij, dat wij
ze beide zuiver en heilig bewaren;
daarom verbiedt Hij alle onkuise daden,
gebaren, woorden,282) gedachten, lusten,283)
en wat den mens daartoe trekken kan.284)

Zondag 42

110. 42:110 Wat verbiedt God in het achtste gebod?
God verbiedt niet alleen
dat stelen285) en roven,286)
hetwelk de overheid straft;
maar Hij noemt ook dieverij
alle boze stukken en aanslagen,
waarmede wij onzes naasten goed
denken aan ons te brengen,287)
hetzij met geweld of schijn des rechts,
als met vals gewicht, el, maat, waar,288) munt,
woeker,289) of door enig middel, van God verboden;
daarenboven ook alle gierigheid,290)
alle misbruik en verkwisting Zijner gaven.291)

111. 42:111 Maar wat gebiedt u God in dit gebod?
Dat ik mijns naasten nut,
waar ik kan en mag, bevordere;
met hem alzo handele,
als ik wilde, dat men met mij handelde;292)
daarenboven ook, dat ik trouwelijk arbeide,
opdat ik den nooddruftige helpen moge.293)

Zondag 43

112. 43:112. Wat wil het negende gebod?
Dat ik tegen niemand valse getuigenis geve,294)
niemand zijn woorden verdraaie,295)
geen achterklapper of lasteraar zij,296)
niemand lichtelijk en onverhoord oordele of helpe veroordelen;297)
maar allerlei liegen en bedriegen,
als eigen werken des duivels,298) vermijde,
tenzij dat ik den zwaren toorn Gods op mij laden wil;299)
insgelijks, dat ik in het gericht en alle andere handelingen
de waarheid liefhebbe,
oprechtelijk spreke en belijde;300)
ook mijns naasten eer en goed gerucht
naar mijn vermogen voorsta en bevordere.301)

Zondag 44

113. 44:113 Wat eist van ons het tiende gebod?
Dat ook de minste lust of gedachte
tegen enig gebod Gods
in ons hart nimmermeer kome,
maar dat wij te allen tijde
van ganser harte aller zonden vijand zijn
en lust tot alle gerechtigheid hebben.302)

114. 44:114 Maar kunnen degenen, die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomenlijk houden?
Neen zij;
maar ook de allerheiligsten,
zolang als zij in dit leven zijn,
hebben maar een klein beginsel dezer gehoorzaamheid;303)
doch alzo, dat zij met een ernstig voornemen
niet alleen naar sommige,
maar naar al de geboden Gods beginnen te leven.304)

115. 44:115 Waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de tien geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden kan?
Eerstelijk, opdat wij ons leven lang
onzen zondigen aard
hoe langer hoe meer leren kennen,305)
en des te begeriger zijn,
om de vergeving der zonden
en de gerechtigheid in Christus te zoeken.306)
Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen,
en God bidden om de genade des Heiligen Geestes,
opdat wij hoe langer hoe meer
naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden,
totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid
na dit leven geraken.307)

Zondag 45

116. 45:116 Waarom is het gebed den christenen van node?
Daarom dat het
het voornaamste stuk der dankbaarheid is,
welke God van ons vordert,308)
en dat God Zijn genade en den Heiligen Geest
alleen aan diegenen geven wil,
die Hem met hartelijke zuchten
zonder ophouden daarom bidden
en daarvoor danken.309)

117. 45:117 Wat behoort tot zulk een gebed, dat Gode aangenaam is en van Hem verhoord wordt?
Eerstelijk, dat wij alleen den enigen waren God,
Die Zich in Zijn Woord ons geopenbaard heeft,310)
om al hetgeen dat Hij ons geboden heeft te bidden,311)
van harte aanroepen.312)
Ten andere, dat wij onzen nood en ellendigheid
recht en grondig kennen,313)
opdat wij ons voor het aangezicht Zijner majesteit verootmoedigen.314)
Ten derde, dat wij dezen vasten grond hebben,315)
dat Hij ons gebed,
niettegenstaande wij zulks onwaardig zijn,
om des Heeren Christus' wil
zekerlijk wil verhoren,316)
gelijk Hij ons in Zijn Woord beloofd heeft.317)

118. 45:118 Wat heeft ons God bevolen van Hem te bidden?
Alle geestelijke en lichamelijke nooddruft,318)
welke de Heere Christus begrepen heeft
in het gebed, dat Hij ons Zelf geleerd heeft.

119. 45:119 Hoe luidt dat gebed?
“Onze Vader, Die in de hemelen zijt;
1. Uw Naam worde geheiligd.
2. Uw Koninkrijk kome.
3. Uw wil geschiede,
gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.
4. Geef ons heden ons dagelijks brood.
5. En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.
6. En leid ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van den boze.
Want Uw is het Koninkrijk,
en de kracht, en de heerlijkheid,
in der eeuwigheid. Amen.”
(Math. 6:9-13)

Zondag 46

120. 46:120 Waarom heeft ons Christus geboden God alzo aan te spreken: “Onze Vader”?
Opdat Hij van stonde aan,
in het begin onzes gebeds,
in ons de kinderlijke vrees en toevoorzicht
tot God verwekke,
welke beide de grond onzes gebeds zijn,
namelijk, dat God onze Vader door Christus geworden is,
en dat Hij ons veel minder afslaan zal
hetgeen dat wij Hem met een recht geloof bidden,
dan onze vaders ons aardse dingen ontzeggen.319)

121. 46:121 Waarom wordt hier bijgevoegd: “Die in de hemelen zijt”?
Opdat wij van de hemelse majesteit Gods
niet aardselijk gedenken,320)
en van Zijn almachtigheid
alle nooddruft des lichaams en der ziel verwachten.321)

Zondag 47

122. 47:122. Wat is de eerste bede?
“Uw Naam worde geheiligd”.
Dat is: Geef ons eerstelijk,
dat wij U recht kennen,322)
en U in al Uw werken,
in welke Uw almachtigheid, wijsheid,
goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid
en waarheid klaarlijk schijnt,
heiligen, roemen en prijzen;323)
daarna ook dat wij al ons leven,
gedachten, woorden en werken,
alzo schikken en richten,
dat Uw Naam om onzentwil niet gelasterd,
maar geëerd en geprezen worde.324)

Zondag 48

123. 48:123. Welke is de tweede bede?
“Uw Koninkrijk kome”.
Dat is: Regeer ons alzo
door Uw Woord en Uw Geest,
dat wij ons hoe langer hoe meer
aan U onderwerpen;325)
bewaar en vermeerder Uw Kerk;326)
verstoor de werken des duivels
en alle heerschappij, welke zich tegen U verheft,
mitsgaders alle boze raadslagen,
die tegen Uw heilig Woord bedacht worden;327)
totdat de volkomenheid Uws Rijks kome,328)
waarin Gij alles zult zijn in allen.329)

Zondag 49

124. 49:124. Welke is de derde bede?
“Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde”.
Dat is: Geef dat wij en alle mensen
onzen eigen wil verzaken,330)
en Uw wil, die alleen goed is,
zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn;331)
opdat alzo een iegelijk zijn ambt en beroep
zo gewilliglijk en getrouwelijk
moge bedienen en uitvoeren,332)
als de engelen in den hemel doen.333)

Zondag 50

125. 50:125. Welke is de vierde bede?
“Geef ons heden ons dagelijks brood”.
Dat is: Wil ons met alle nooddruft des lichaams verzorgen,334)
opdat wij daardoor erkennen,
dat Gij de enige Oorsprong alles goeds zijt,335)
en dat noch onze zorg en arbeid, noch Uw gaven,
zonder Uw zegen ons gedijen,336)
en dat wij derhalve ons vertrouwen
van alle schepselen aftrekken
en op U alleen stellen.337)

Zondag 51

126. 51:126 Welke is de vijfde bede?
“En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren”.
Dat is: Wil ons, armen zondaren,
al onze misdaden,
en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt,
om des bloeds van Christus' wil niet toerekenen,338)
gelijk wij ook dit getuigenis Uwer genade in ons bevinden,
dat ons ganse voornemen is,
onzen naaste van harte te vergeven.339)

Zondag 52

127. 52:127. Welke is de zesde bede?
“En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze”.
Dat is: Dewijl wij van onszelf alzo zwak zijn,
dat wij niet een ogenblik zouden kunnen bestaan,340)
en daartoe onze doodsvijanden,
de duivel,341) de wereld342) en ons eigen vlees,343)
niet ophouden ons aan te vechten;
zo wil ons toch staande houden en sterken,
door de kracht Uws Heiligen Geestes,
opdat wij in dezen geestelijken strijd niet onderliggen,344)
maar altijd sterken wederstand doen,
totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand behouden.345)

128. 52:128. Hoe besluit gij uw gebed?
“Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid”.
Dat is: Zulks alles bidden wij van U,
daarom, dat Gij,
als onze Koning, en aller dingen machtig,
ons alles goeds te geven,
den wil en het vermogen hebt,346)
en dat alles, opdat daardoor, niet wij,
maar Uw heilige Naam eeuwiglijk geprezen worde.347)

129. 52:129. Wat beduidt het woordeken: Amen?
‘Amen’ wil zeggen:
Het zal waar en zeker zijn.
Want mijn gebed is veel zekerder
van God verhoord,
dan ik in mijn hart gevoel,
dat ik zulks van Hem begeer.348)

1)
Romeinen 14:8 – “Want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren.”
2)
1 Korintiërs 6:19 – “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?”
3)
1 Korintiërs 3:23 – “Doch gij zijt van Christus, en Christus is van God.” Titus 2:14 – “Die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken.”
4)
1 Petrus 1:18,19 – “Wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam.” 1 Johannes 1:7 – “Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” 1 Johannes 2:2 – “En Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.” 1 Johannes 2:12 – “Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns naams wil.”
5)
Hebreeën 2:14 – “Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen”. 1 Johannes 3:8 – “Wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.” Johannes 8:34-36 – “Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde. En de slaaf blijft niet eeuwig in het huis, de zoon blijft er eeuwig. Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn.”
6)
Johannes 6:39 – “En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage.” Johannes 10:28 – “En Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven.” 2 Tessalonicenzen 3:3 – “Maar wèl getrouw is de Here, die u sterken zal en u bewaren voor de boze.” 1 Petrus 1:5 – “Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.”
7)
Matteüs 10:30 – “En de haren van uw hoofd zijn ook alle geteld.” Lucas 21:18 – “Doch geen haar van uw hoofd zal teloor gaan”.
8)
Romeinen 8:28 – “Wij weten nu, dat [God] alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn.”
9)
2 Korintiërs 1:22 – “Die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft.” 2 Korintiërs 5:5 – “God is het, die ons juist dáártoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand gegeven heeft.” Efeziërs 1:14 – “Die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.” Romeinen 8:16 – “Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.”
10)
Romeinen 8:14 – “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.” 1 Johannes 3:3 – “En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is.”
11)
Matteüs 11:28-30 – “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht.” Efeziërs 5:8 – “Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts”.
12)
Johannes 9:41 – “Jezus zeide tot hen: Indien gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; daarom blijft uw zonde.” Matteüs 9:12 – “Hij hoorde het en zeide: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn.” Romeinen 3:10 – “Gelijk geschreven staat: Niemand is rechtvaardig, ook niet één”. 1 Johannes 1:9,10 – “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet.”
13)
Johannes 17:3 – “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.” Handelingen 4:12 – “En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.” Handelingen 10:43 – “Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam.”
14)
Efeziërs 5:10 – “En toetst wat de Here welbehagelijk is.” Psalm 50:14 – “Offer Gode lof en betaal de Allerhoogste uw geloften”. Matteüs 5:16 – “Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.” 1 Petrus 2:12 – “En dat gij een goede wandel leidt onder de heidenen, opdat zij, nader toeziende op datgene, waarin zij u als boosdoeners belasteren, op grond van uw goede werken God mogen verheerlijken ten dage der bezoeking.” Romeinen 6:13 – “En stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God.” 2 Timoteüs 2:15 – “Maak er ernst mede u wèl beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid.”
15) , 16) , 17) , 19) , 22) , 24) , 26) , 28) , 32) , 37) , 42) , 44) , 50) , 51) , 53) , 60) , 66) , 82) , 92) , 99) , 101) , 105) , 107) , 109) , 111) , 112) , 114) , 117) , 119) , 122) , 125) , 127) , 130) , 134) , 136) , 138) , 141) , 147) , 149) , 151) , 152) , 162) , 164) , 166) , 167) , 168) , 170) , 171) , 174) , 176) , 178) , 180) , 186) , 187) , 192) , 193) , 197) , 199) , 204) , 205) , 206) , 207) , 208) , 212) , 213) , 214) , 215) , 217) , 221) , 223) , 235) , 236) , 238) , 240) , 242) , 250) , 252) , 254) , 256) , 263) , 266) , 270) , 274) , 278) , 282) , 285) , 292) , 294) , 302) , 303) , 305) , 308) , 310) , 318) , 319) , 320) , 322) , 325) , 330) , 334) , 338) , 340) , 346) , 348)
a
18) , 20) , 23) , 25) , 27) , 29) , 33) , 38) , 43) , 45) , 52) , 54) , 61) , 67) , 83) , 93) , 100) , 102) , 106) , 108) , 110) , 113) , 115) , 118) , 120) , 123) , 128) , 131) , 135) , 137) , 139) , 142) , 148) , 150) , 153) , 163) , 165) , 169) , 172) , 175) , 177) , 179) , 181) , 188) , 194) , 198) , 200) , 209) , 216) , 218) , 222) , 224) , 237) , 239) , 241) , 243) , 251) , 253) , 255) , 257) , 264) , 267) , 271) , 275) , 279) , 283) , 286) , 293) , 295) , 304) , 306) , 309) , 311) , 321) , 323) , 326) , 331) , 335) , 339) , 341) , 347)
b
21) , 30) , 34) , 39) , 46) , 55) , 62) , 68) , 84) , 94) , 103) , 116) , 121) , 124) , 126) , 129) , 132) , 140) , 143) , 154) , 173) , 182) , 189) , 195) , 201) , 210) , 219) , 225) , 244) , 258) , 265) , 268) , 272) , 276) , 280) , 284) , 287) , 296) , 307) , 312) , 324) , 327) , 332) , 336) , 342)
c
31) , 35) , 40) , 47) , 56) , 63) , 69) , 85) , 95) , 104) , 133) , 144) , 155) , 183) , 190) , 196) , 202) , 211) , 220) , 226) , 245) , 259) , 269) , 273) , 277) , 281) , 288) , 297) , 313) , 328) , 333) , 337) , 343)
d
36) , 41) , 48) , 57) , 64) , 70) , 86) , 96) , 145) , 156) , 184) , 191) , 203) , 227) , 246) , 260) , 289) , 298) , 314) , 329) , 344)
e
49) , 58) , 65) , 87) , 97) , 157) , 185) , 228) , 247) , 261) , 290) , 299) , 315) , 345)
f
59) , 88) , 98) , 158) , 229) , 248) , 262) , 291) , 300) , 316)
g
71)
Matteüs 1:12 – “Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel”. Hebreeën 7:25 – “Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.”
72)
Handelingen 4:12 – “En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.” Johannes 15:4,5 – “Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft. Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen.” 1 Timoteüs 2:5 – “Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus”. Jesaja 43:11 – “Ik, Ik ben de Here, en buiten Mij is er geen Verlosser.” 1 Johannes 5:11 – “En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon.”
73)
1 Korintiërs 1:13 – “Is Christus gedeeld? Is Paulus dan voor u gekruisigd, of zijt gij in de naam van Paulus gedoopt?” 1 Korintiërs 1:30,31 – “Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here.” Galaten 5:4 – “Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij.”
74)
Hebreeën 12:2 – “Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.” Jesaja 9:6 – “Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de Here der heerscharen zal dit doen.” Kolossenzen 1:19,20 – “Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.” Kolossenzen 2:10 – “En gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht.” 1 Johannes 1:7 – “Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.”
75) , 89) , 91)
a…
76) , 90)
b…
77)
c…
78)
d…
79)
e…
80)
f…
81)
g…
146)
Efeziërs 5:26 – “Om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord”. Johannes 10:11 – “Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen”. Handelingen 20:28 – “Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft.” Efeziërs 4:11-13 – “En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus.”
159) , 230) , 249) , 301) , 317)
h

Paginahulpmiddelen