belijdenis:heidelbergse-catechismus:zondag-34

Zondag 34

92. 34:92. Hoe luidt de wet des Heeren?
God sprak al deze woorden, Exodus 20:1-171 Toen sprak God al deze woorden: 2 Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. 3 Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. 4 Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. 5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, 6 en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. 7 Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. 8 Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; 9 zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; 10 maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. 11 Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die. 12 Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Here, uw God, u geven zal. 13 Gij zult niet doodslaan. 14 Gij zult niet echtbreken. 15 Gij zult niet stelen. 16 Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. 17 Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is. en Deuteronomium 5:6-216 Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. 7 Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. 8 Gij zult u geen gesneden beeld maken van enige gestalte, die boven in de hemel of onder op de aarde is of die in de wateren onder de aarde is. 9 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen en aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, 10 en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. 11 Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. 12 Onderhoud de sabbatdag, dat gij die heiligt, zoals de Here, uw God, u geboden heeft. 13 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, 14 maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw rund, noch uw ezel, noch uw overige vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten zoals gij; 15 want gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de Here, uw God, u vandaar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekte arm; daarom heeft u de Here, uw God, geboden de sabbatdag te houden. 16 Eer uw vader en uw moeder, zoals de Here, uw God, u geboden heeft, opdat uw dagen verlengd worden en het u wèl ga in het land, dat de Here, uw God, u geeft. 17 Gij zult niet doodslaan. 18 En gij zult niet echtbreken. 19 En gij zult niet stelen. 20 En gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. 21 En gij zult niet begeren uws naasten vrouw, gij zult uw zinnen niet zetten op uws naasten huis, noch op zijn akker, noch op zijn dienstknecht, zijn dienstmaagd, zijn rund, zijn ezel, noch op iets, dat van uw naaste is.:
“Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.

Het eerste gebod
Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.

Het tweede gebod
Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen dat onder op de aarde is, noch van hetgeen dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE, uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen, bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.

Het derde gebod
Gij zult den Naam des HEEREN, uws Gods, niet ijdellijk gebruiken, want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt.

Het vierde gebod
Gedenkt de Sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de Sabbat des HEEREN, uws Gods; dan zult gij geen enkel werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is. Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage. Daarom zegende de HEERE den Sabbatdag, en heiligde denzelven.

Het vijfde gebod
Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE, uw God, geeft.

Het zesde gebod
Gij zult niet doodslaan.

Het zevende gebod
Gij zult niet echtbreken.

Het achtste gebod
Gij zult niet stelen.

Het negende gebod
Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

Het tiende gebod
Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is.”

93. 34:93. Hoe worden deze tien geboden gedeeld?
In twee tafelen;1)
waarvan de eerste leert,
hoe wij ons jegens God zullen houden;
de andere, wat wij onzen naaste schuldig zijn.2)

94. 34:94. Wat gebiedt God in het eerste gebod?
Dat ik,
zo lief als mij mijner ziele zaligheid is,
alle afgoderij,3) toverij,
waarzegging, superstitie of bijgeloof,4)
aanroeping van de heiligen of van andere schepselen,5)
mijde en vliede,
en den enigen waren God recht lere kennen,6)
Hem alleen vertrouwe,7)
in alle ootmoedigheid8) en lijdzaamheid
mij Hem alleen onderwerpe,9)
van Hem alleen alles goeds10) verwachte,
Hem van ganser harte liefhebbe,11)
vreze12) en ere,13) alzo,
dat ik eer van alle schepselen afga
en die varen late,
dan dat ik in het allerminste tegen Zijn wil doe.14)

95. 34:95. Wat is afgoderij?
Afgoderij is, in de plaats des enigen waren Gods,
Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft,
of benevens Hem,
iets anders verzinnen of hebben,
waarop de mens zijn vertrouwen zet.15)

1) , 3) , 15)
a
2) , 4)
b
5)
c
6)
d
7)
e
8)
f
9)
g
10)
h
11)
i
12)
j
13)
k
14)
l


Paginahulpmiddelen