9. 4:99 en zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. Doet dan God den mens niet onrecht, dat Hij in Zijn wet van hem eist wat hij niet doen kan?
Neen Hij;
want God heeft den mens alzo geschapen,
dat hij dat kon doen;
maar de mens heeft zichzelven
en al zijn nakomelingen,
door het ingeven des duivels
en door moedwillige ongehoorzaamheid,
van deze gaven beroofd.
10. 4:1010 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Wil God zulke ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten?
Neen Hij, geenzins;
maar Hij vertoornt Zich schrikkelijk
beide over de aangeboren en werkelijke zonden,
en wil die door een rechtvaardig oordeel
tijdelijk en eeuwiglijk straffen;
gelijk Hij gesproken heeft:
“Vervloekt is een iegelijk,
die niet blijft in al hetgeen geschreven is
in het boek der wet, om dat te doen.”
11. 4:1111 Toen liet de duivel Hem met rust en zie, engelen kwamen en dienden Hem. Is dan God ook niet barmhartig?
God is wel barmhartig,
maar Hij is ook rechtvaardig;
daarom zo eist Zijn gerechtigheid
dat de zonde,
welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is,
ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf
aan lichaam en ziel gestraft worde.